In april 1943 roepen de Duitsers alle driehonderdduizend Nederlandse militairen op. Enkele weken na de inval zijn ze vrijgelaten, maar nu worden ze opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Dat valt niet goed bij de bevolking. Er breken stakingen uit: de April-meistaking, vanwege de staking in de mijnen en de weigering van boeren om melk te leveren ook wel de Mijn- en Melkstaking genoemd. Het is de grootste verzetsactie in West-Europa tegen de Duitse bezetting. De Duitsers treden daarom hard op. Frits Loep is een van de slachtoffers.
.
Op zaterdag 4 mei 1940 staat rond een graf op de begraafplaats aan de Doetinchemse Loolaan een groep mensen. Ze nemen afscheid van Frederik Loep. Drie dagen eerder is hij op 72-jarige leeftijd in het Arnhemse Diaconessenziekenhuis na een kort ziekbed overleden. Onder de nabestaanden bevinden zich zijn vrouw Maatje en zijn kinderen Johanna, Gerrit, en Frits. In de toespraken wordt de overledene geprezen voor zijn rol als directeur van de tramlijn Zutphen-Emmerich en voor zijn inzet voor de uitbreiding van het Algemeen Ziekenhuis.
Voor de uitvaart is Frits samen met zijn vrouw Thea en hun achtjarige dochtertje Astrid vanuit het Overijsselse Hengelo naar Doetinchem gereisd, zijn geboorteplaats 34 jaar geleden. Na de middelbare school was hij naar Duitsland vertrokken om in Karlsruhe te gaan studeren. Toen hij terugkwam mocht hij zich ingenieur noemen. In die functie werkt hij in Hengelo bij machinefabriek Stork.
Als hij met Thea en Astrid na de begrafenis weer naar Hengelo reist, ziet hij onderweg overal groepjes soldaten bij bruggen en wegversperringen. Net als vele anderen heeft hij daardoor een angstig voorgevoel. Een vrees die gegrond blijkt, want ze zijn nog maar een paar dagen thuis als Duitse troepen Nederland binnenvallen.
De staking
Nederland is bezet. En evenals vele andere bedrijven staat ook Stork in dienst van de Duitse oorlogsindustrie. De Duitsers hebben Verwalter benoemd om toe te zien op de productie. D at is nodig, want in korte tijd veroveren Duitse troepen grote delen van Europa. In februari 1943 kantelt de strijd echter als in de Sovjet-Unie bij Stalingrad de Duitsers worden teruggedrongen. Dit ten koste van grote verliezen. In Duitsland ontstaat dan ook een tekort aan arbeidskrachten.
Op donderdag 29 april 1943 maakt de Duitse bezetter daarom bekend dat alle driehonderdduizend voormalige Nederlandse militairen terug moeten keren in krijgsgevangenschap. In 1940 waren ze na enkele weken gevangenschap vrijgelaten, maar nu worden ze weer opgeroepen met de bedoeling ze naar Duitsland te sturen in het kader van de Arbeitseinsatz.
Dat gaat de Nederlandse bevolking te ver. Bij Stork, waar drieduizend mensen werken, wordt tijdens de middagpauze spontaan besloten om uit protest het werk neer te leggen. Vervolgens blijkt de telefoon een cruciaal middel om te zorgen dat het daar niet bij blijft. De telefoniste Femy Hogenboom belt alle relaties van Stork op. “Wij staken. Doen jullie mee?”
Als een olievlek breiden de stakingen zich uit. Binnen een uur ligt heel Hengelo plat. Daarna volgen Almelo en Enschede en via Twente en de Achterhoek andere delen van het land. Niet alleen in fabrieken, maar ook bij gemeenten, winkels en scholen en de Limburgse mijnen wordt gestaakt. In Gaanderen staken bij Vulcaansoord 250 van de 300 werknemers en bij Pelgrim komen maar vijf mensen op het werk. Bij Beccon in Doetinchem zijn dat er meer, maar eenmaal in de fabriek weigeren ze om aan het werk te gaan. Ook bij de Nemaho wordt niet gewerkt. Daarop besluiten de Duitsers onmiddellijk om extra militairen in te zetten voor de bewaking van Diederichs Flugzeugbau in de gevorderde nieuwe fabriek van de Nemaho waar zweefvliegtuigen worden gerepareerd.
Ook veel GTW’ers werken niet. Daarnaast leggen veel PGEM’ers het werk neer. Bij Misset duurt door ingrijpen van directeur Kees Misset de werkonderbreking echter maar kort.
In de grote steden in het westen van het land wordt doorgewerkt, want daar is men het brute Duitse neerslaan van de Februaristaking van 1941 nog niet vergeten. Ook de Nederlandse Spoorwegen sluiten zich niet aan bij de stakers. Dat doen wel veel boeren. Zij laten hun melk in de sloot lopen of delen het gratis uit omdat ze weigeren aan de melkfabrieken te leveren.
“Het is nu of nooit”, klinkt het bij talrijke verzetsgroepen. Want velen zien de situatie als een mogelijkheid om op die manier een opstand te veroorzaken die een geallieerde invasie tot gevolg zou kunnen hebben. Die opvatting is ook de Nederlandse regering in ballingschap in Londen toegedaan. Via Radio Oranje roept het de militairen op om zich niet te melden en onder te duiken. Tevens dient het bij de Britten een verzoek in voor grootscheepse bombardementen. Vooral op spoorwegemplace-menten en op de 22 elektriciteitscentrales.
Een absurd plan, want door het uitschakelen van de centrales zou er geen bemaling meer plaatsvinden en zou een groot deel van Nederland onder water komen te staan. Het Air Ministry beschouwt het plan gelukkig als onuitvoerbaar en noemt Duits afweergeschut als reden. De stakers staan daarom alleen. Met blote handen.
De hoogste Duitse bestuurder in Nederland, Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart, is niet in het land. Vandaar dat een van de vier Generalkommissare het tijdelijk voor het zeggen heeft. Dat is de SS’er Hans Albin Rauter. Hij besluit onmiddellijk dat er hard opgetreden moet worden, temeer daar hij bang is dat de stakingen overslaan naar België en Frankrijk.
De Sicherheitspolizei, met zijn Gelders-Overijssels hoofdkwartier in Arnhem, eist van de directies lijsten met namen van de stakers. Daarnaast pakt de Sicherheitsdienst tientallen mensen op. In de rubberfabriek in Heveadorp, waar gasmaskers voor het Duitse leger worden gemaakt, worden zeven weknemers gearresteerd. Ze worden in een open vrachtwagen naar Arnhem gebracht. Daar worden ze samen met twaalf werknemers van andere bedrijven op de Waterberg gefusilleerd.
De arrestatie
Astrid logeert op dat moment bij familie in Amsterdam. De afspraak is dat Frits Loep zijn dochter op zaterdag 1 mei weer op zal halen. Hij vraagt daarom die dag vrij bij Stork en reist naar Amsterdam. Als hij weer terug is in Hengelo, wordt hij ‘s maandags door de Duitsers gearresteerd en beschuldigd van passief gedrag. Ze vinden dat hij de stakingen bewust en gewild heeft gesteund. Daarnaast speelt wellicht de sabotage van sommige machines mee en is ook zijn rol in het verzet de Duitsers niet ontgaan.
Ook directeur Frank Stork wordt gearresteerd. Beiden worden overgebracht naar het politiebureau van Hengelo. Daar spoort een politieagent Frits aan om te ontsnappen en zet een raam open. Maar waarschijnlijk onderschat Frits de situatie. Hij blijft. Frank Stork wordt vrijgelaten, maar op dinsdag 4 mei wordt Frits gefusilleerd.
De Duitsers begraven hem, maar vertellen de familie niet waar. Dat doen ze ook niet bij de andere executies die ze uitvoeren. Op die manier proberen ze de angst onder de bevolking te vergroten.
Totaal zijn er tachtig standrechtelijk executies. Daarnaast vallen er 120 doden en vele zwaargewonden tijdens schietpartijen en worden er ruim negenhonderd mensen afgevoerd naar Kamp Vught. Bij veel bedrijven worden daardoor de stakingen na een dag al beëindigd. Andere houden het langer vol, maar na een week zijn alle stakingen voorbij. De laatste op donderdag 6 mei.
Het effect is echter groot. De Duitse maatregelen worden na de stakingen harder en het verzet ertegen neemt toe. Slechts achtduizend militairen melden zich en worden naar Duitsland afgevoerd. De rest duikt onder. Daardoor krijgt vooral de Achterhoek te maken met nog meer onderduikers.
Thea wordt gedwongen om met Astrid Hengelo te verlaten. Ze moeten al hun bezittingen achterlaten. Ze reizen naar Doetinchem, naar Frits’ zus en haar man Arend Ankersmit. Daar blijven ze de hele zomer. Daarna vertrekken ze naar Amsterdam, waar ze een kamer vinden. Daar krijgen ze op 4 mei 1945 te horen dat Duitsland heeft gecapituleerd.
Na de bevrijding begint de zoektocht naar het stoffelijk overschot van Frits Loep. Het vermoeden bestaat dat hij in de bossen van Twickel is doodgeschoten en daar is begraven. Het landgoed ten westen van Hengelo is echter groot en de overheid werkt niet altijd even goed mee. Een brief van Thea naar het Rode Kruis wordt pas na 19 jaar beantwoord.
Als Astrid volwassen is, krijgt ze een relatie. Maar ze kan niet trouwen. Daarvoor blijkt toestemming nodig van beide ouders. Daarom gaat ze naar Engeland om te trouwen. Uit die relatie worden dochter Brita en zoon Bart geboren.
“Omdat mijn grootvader niet werd teruggevonden, stond hij geregistreerd als vermist”, vertelt Brita. “En als je vermist bent, hoef je niet dood te zijn, was de ambtelijke redenatie. Je kon immers nog altijd terugkomen. De Duitse affiche met de bekendmaking dat hij was gefusilleerd, maakte geen indruk. Pas in 1968 ontvingen we een overlijdensakte.”
Brita maakt vervolgens mee hoe haar moeder worstelt met het verlies van haar vader. “Dat was vooral voelbaar in de periode rond 4 mei. Dat was altijd een beladen datum. Dat was goed te merken aan de sfeer in huis.”
Inmiddels is haar moeder overleden. Brita beloofde haar echter om te blijven zoeken.
“Ik zet de zoektocht voort hoewel dat steeds moeilijker wordt. Mogelijke getuigen zijn immers ondertussen waarschijnlijk overleden. Voordeel is echter dat er tegenwoordig met moderne apparatuur meer mogelijk is. Zolang ik leef, ga ik door met zoeken. Ik geef niet op.”
Brita Röhl, de kleindochter van Frits Loep, heeft de schrijfster Joan van Esveld gevraagd om een boekje te schrijven over haar opa. Dat deed zij vervolgens door middel van een verhaal over een elfjarig meisje; dezelfde leeftijd als Frits Loeps dochter Astrid toen hij werd gefusilleerd. Daarmee hoopt Brita de jeugd te bereiken en op die manier te vertellen wat er in een oorlog gebeurt. Om diezelfde reden vertelt ze ook geregeld zelf haar verhaal op scholen.
De titel van het boekje luidt: Verdwenen in het niets. Tom van Dun maakte de illustraties. Het telt 59 pagina’s en wordt uitgeven door drukkerij Bornmeer. (ISBN 978-90-5615-334-2). De prijs bedraagt € 9,95. Het is verkrijgbaar bij het Stadsmuseum in Doetinchem of de Stichting Doetinchem Herdenkt bij het bezoekerscentrum aan de Loolaan.
Een bijzondere ontmoeting in maart 2019. Tijdens de door SDH georganiseerde middag in het Borghuis en Stadsmuseum ontmoetten de Duitse Anneliese Weber (l) en Brita Röhl (r) elkaar. (in het midden schrijfster Joan van Esveld) Beiden waren kort ervoor geïnterviewd. Anneliese Weber vond het graf van haar vader pas in 2001 terug nadat hij in maart 1945 voor het laatst zwaargewond in Doetinchem was gezien. Vrouwen met een verschillende geschiedenis maar met hetzelfde verdriet
Op 4 mei 2013 is een borstbeeld onthuld van Frits Loep. Het staat in Hengelo op de plek waar hij het laatst is gezien; op de hoek van Marskant en Deldenerstraat. Zijn gezicht is gericht naar het oude politiebureau. Het beeld staat symbool voor alle vermisten die tijdens de bezetting zijn omgekomen. Tot op de dag van vandaag worden er nog 52 mensen vermist in Hengelo.
In 2019 heeft Brita Röhl een stichting opgericht om meer aandacht te vragen voor de April-meistaking en voor het houden van een landelijke herdenking.
Stichting Doetinchem heeft een drie kwartier durende documentaire gemaakt over de April-meistakingen en Frits Loep.
De titel luidt Vermist