Op 6 juni 1944 landden geallieerde troepen op de kust van Normandië. Een invasie met als doel het westen van Europa te bevrijden van de Duitse bezetting. De daaropvolgende opmars verliep snel. Begin september was België voor een groot deel bevrijd. Maar vervolgens stokte het front.
Op 17 september begon daarom Operatie Market Garden. Daarmee wilden de geallieerden op een snelle wijze een corridor via Eindhoven, Nijmegen en Arnhem bewerkstelligen om daarna Duitsland in te trekken. Op die manier zouden ze de Siegfriedlinie omzeilen.
De Siegfriedlinie (Westwall) was een sterke verdedigingslinie in Duitsland van de Zwitserse grens tot de Rijn bij Xanten (nabij Emmerich). Vanaf Xanten ontbrak een dergelijke verdediging. Vandaar dat Hitler in augustus 1944 besloot dat het ontbrekende gedeelte, onder meer ten noorden van de Rijn en ten oosten van de IJssel, alsnog moest worden aangelegd.
Market Garden mislukte echter doordat Duitse troepen de Rijnbrug bij Arnhem wisten te behouden. Het gevolg was dat de noordelijke helft van Nederland bezet bleef, terwijl het gebied ten zuiden van de grote rivieren door de geallieerden werd bevrijd.
Op plaatsen die de Duitsers van strategisch belang beschouwden, werden Nederlandse burgers aan het werk gezet door Organisation Todt, een militair geleide nazi-organisatie die was belast met de aanleg van wegen, bunkers en verdedigingswerken. Totaal werden uiteindelijk naar schatting 60.000 mannen gedwongen om graafwerkzaamheden te verrichten.
In talrijke steden waren razzia’s waarbij duizenden mannen werden opgepakt. Velen van hen werden ondergebracht in werkkampen pal over de Duitse grens. Tijdens de laatste, strenge oorlogswinter werkten ze langs de Rijn veelal in barre kou en onder onmenselijke omstandigheden aan loopgraven en tankgrachten. Velen stierven door honger, marteling of ontbering.
In de Achterhoek werden begin september 1944 mannen tussen de 16 en 50 jaar opgeroepen om zich te melden voor graafwerkzaamheden. Later werd de leeftijd verhoogd naar 60. Ze dienden een schop mee te nemen. Degene die zich niet meldde, werd bestraft.
Velen belandden in de omgeving van Zevenaar of Bingerden (bij Angerlo) waar ze tankgrachten en loopgraven moesten graven. Anderen werden belast met het graven van de Beekriegel (Elten-Beek-Doetinchem) en de Oude-Rijnstellung (Doetinchem-Langerak-Doesburg).
In Doetinchem meldden zich aanvankelijk te weinig mannen, zodat de Duitsers op 30 oktober zestien bekende stadgenoten oppakten als gijzelaars. Zij zouden worden gefusilleerd als opnieuw een tekort zou blijken. Toen er zich uiteindelijk voldoende mannen meldden, werden de gijzelaars twee weken later vrijgelaten. Op dat moment waren er ruim 1200 Doetinchemmers aan het spitten.
Egelstelling Doetinchem
Doetinchem was een knooppunt van wegen, spoorverbindingen en tramlijnen. Daarnaast telde het twee bruggen over de Oude IJssel. Er was de Duitsers dan ook veel aan gelegen om de stad tot het uiterste te verdedigen. Ze maakten er daarom een egelstelling van. Tramwagons werden volgegoten met beton en geplaatst in de toegangswegen van het centrum. Andere wegen werden ondermijnd. Tevens werden er tankgrachten en loopgraven gegraven die de gehele stad omringden. Op talrijke plaatsen bevonden zich geschut, mitrailleurstellingen en Koch-bunkers.
Na het mislukken van Market Garden kwam het front tijdens de daaropvolgende strenge winter vrijwel tot stilstand. Pas na het invallen van de dooi begon op 8 februari 1945 een half miljoen geallieerde militairen aan Operatie Veritable in een poging om het Duitse Rijnland tussen Roer en Rijn te veroveren. Nadat ze na enkele weken de Rijn hadden bereikt, maakten ze zich op voor een oversteek van de rivier, onder meer in de omgeving van Rees.
Voorafgaand aan de oversteek van de grondtroepen voerden vliegtuigen talloze bombardementen uit. Op maandag 19 maart werden diverse doelen in en rond Doetinchem door Britse vliegtuigen beschoten. In de Waterstraat vielen twaalf doden nadat twee panden waren getroffen.
Op woensdag 21 maart volgde opnieuw een Brits luchtbombardement. Tientallen panden in de binnenstad en in de buurt van het treinstation werden met de grond gelijk gemaakt. Onder het puin lagen 150 doden.
Op vrijdagmiddag 23 maart, terwijl er rond de stad door de spitters nog volop werd gegraven, was ook in Doetinchem een oorverdovend bulderen van kanonnen te horen. Het betrof een zwaar artilleriebombardement vanaf de zuidelijke Rijnoever tussen Kleve en Xanten waarbij de noordelijke oever op onbarmhartige wijze werd bestookt. Ook Nederlands gebied. De beschietingen luidden de oversteek in en betekenden het begin van Operatie Plunder.
Diezelfde dag lieten Amerikaanse vliegtuigen boven Doetinchem opnieuw bommen vallen. En wederom vielen er slachtoffers, waaronder twee spitters. ’s Avonds staken Britse en Canadese troepen de Rijn over met amfibievoertuigen en drijvende tanks in een twintig kilometer breed front tussen Rees en Wesel. De volgende ochtend verschenen er 5500 vliegtuigen waaruit 14.000 parachutisten werden gedropt. Ze landden ten noorden van de Rijn tussen Hamminkeln, de Duitse bovenloop van de Oude IJssel en het Diersfordter Wald. Een gebied op 35 kilometer afstand van Doetinchem.
De gevechten die volgden, kostten de geallieerden vijf dagen om de afstand van tien kilometer tot de Nederlandse grens af te leggen. Die overschreden ze op 28 maart bij Megchelen. Dat zwaar gehavende dorp was vervolgens de eerste bevrijde plaats in Noord-Nederland en betekende het begin van de bevrijding van de Achterhoek.
Op zondag 1 april bereikten Canadese troepen Doetinchem. Na zware gevechten was de stad een dag later bevrijd.