De familie Mogendorff


"Wij hebben altijd 4 mei"


interview door Karel Berkhuysen








Na de oorlog praatte Maud Mogendorff met niemand over hetgeen haar en haar familie was overkomen. Zelf niet met haar dochter.

Evenals veel anders Nederlandse steden kent ook Doetinchem al talloze generaties een Joodse gemeenschap. In het centrum van de stad hebben velen een ondernemingen gevestigd, waaronder enkele kledingzaken.
De Joodse Doetinchemmers bezoeken zaterdags de synagoge in de Waterstraat. Onder hen ook Maurits Mogendorff die met zijn vrouw Saartje in het huis ernaast woont.
In 1895 is hij een meubelzaak in de stad begonnen: Fimodo, Firma Mogendorff Doetinchem. In de Gart Seevinckgang is een werkplaats en in de Boliestraat een winkel.

Rechts de winkel van Mogendorff. In de aangrenzende Gart Seevinckgang was de meubelfabriek waarvan de naam nog steeds valt te lezen


Later gaan ook zijn drie zoons Justus, Charles en Henri in het bedrijf werken.
Justus trouwt met Marianne Zendijk. Als hun dochter wordt geboren, noemen ze haar Sonja.

Justus Mogendorff en Marianne Mogendorff-Zendijk


Nadat ze zijn verhuisd naar de door Maurits Mogendorff -oftewel Maurice- gebouwde woning aan de Dokter Huber Noodtstraat, wordt Jenny geboren.

Dokter Huber Noodtstraat 1. Nog steeds is er de
naam van Maurice Mogendorff te lezen


Vervolgens ziet in 1929 Maud het levenslicht. Het gezin leeft volgens traditionele Joodse regels en voert een zogeheten kosjere huidshouding.

Jenny, Sonja en Maud in de tuin achter hun huis. Op de achtergrond het postkantoor, het huidige Stadsmuseum


Maud geniet van een fijne, onbezorgde en beschermde jeugd. Ze heeft zowel joodse als niet-joodse vriendjes. Ook kan ze het goed vinden met haar nichtje Betty, de dochter van oom Charles en tante Reintje. De meisjes doen vaak mee met optochten in de stad. Onder toeziend oog van Justus.

Optocht in de Hamburgerstraat.
Maud en Betty als poppen


Maud gaat naar de Plantsoenschool. En vakanties worden onder meer aan zee doorgebracht.
Op 1 september 1939 valt het Duitse leger Polen binnen. De Tweede Wereldoorlog is een feit. De familie Mogendorff is op de hoogte van de vervolging van Joden in nazi-Duitsland. Dat weten ze onder meer van Duitse Joden die hun land zijn ontvlucht.
Ook op een boerderij in Langerak zijn twee Duitse jongens opgevangen. Ze komen geregeld bij Maud spelen.

De drie meisjes Mogendorff met twee uit Duitsland
gevluchte joodse jongens


De angst bij het Joodse deel van de Nederlandse bevolking voor een Duitse inval is dan ook extra groot. Er is echter volop vertrouwen dat de Nederlandse verdediging, waaronder de IJssellinie, een opmars van de Duitsers zal weerstaan.
Als de dreiging van een Duitse inval toeneemt, verhuist het gezin Mogendorff, evenals vele anderen, daarom tijdelijk naar Arnhem. Als echter op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland daadwerkelijk binnenvallen, is het gezin thuis.

Maud en twe Duitse jongens in een bakfiets van de zaak


Justus Mogendorff is commandant bij de Burgerwacht. Tijdens de inval heeft hij een kans om te vluchten voorbij laten gaan.
"Mijn vader ging toen naar Scheveningen", verzucht Maud. "Hij had daar de mogelijkheid om naar Engeland te gaan, maar hij kwam terug naar Doetinchem. Hij wilde zijn gezin niet in de steek laten."


Justus Mogendorff in het uniform van de Burgerwacht


Al snel voeren de Duitsers allerlei anti-Joodse maatregelen in. Zo verplichten ze Joden om een davidsster te dragen.

Maud, moeder Marianne en Sonja: met davidsster


Vervolgens moeten Joodse kinderen apart naar een Joodse school. Ook Maud. Zij moet naar Arnhem. Totdat dat ook niet meer wordt toegestaan. "Maar mijn moeder zei altijd: als ze ons maar bij elkaar laten. Dan gaat het wel."
Op 8 oktober 1941 is de eerste grote razzia in Doetinchem. "Mij vader was gewaarschuwd en was ondergedoken in Eindhoven. Maar hij kon niet tegen het binnenzitten en kwam daarom na enige tijd terug."

Jenny (15 jaar), Maud (12) en Sonja (18) (vlnr)


In april 1942 valt er een oproep in de bus: Justus en Marianne moeten zich met hun drie dochters melden in Vught. "Mijn ouders wilden niet onderduiken en we zouden ons gaan melden."
Maar dan wordt de twaalfjarige Maud ziek. "Onze huisarts, dokter Blokhuis, zei toen tegen mijn ouders dat als ik meeging ik zo'n lange treinreis niet zou overleven. Daarom ben ik naar een onderduikadres in Eindhoven gegaan. Ook Sonja en Jenny doken onder."

Maud (r) met haar Eindhovense onderduikfamilie.
(De foto is in 1948 gemaakt)

Haar ouders reizen per trein naar Vught, Vervolgens worden ze naar kamp Westerbork gebracht.
In juli 1943 wordt het laatste Joodse gezin uit Doetinchem gedeporteerd. Joodse winkels en huizen worden leeggehaald of geplunderd. Vervolgens worden de panden verkocht.
Enkele maanden later krijgt Maud op haar onderduikadres bezoek van hun Doetinchemse buurman Piet van de Berg, de bankdirecteur van de Rotterdamsche Bank. Hij maakt deel uit van het verzet. "Hij vertelde dat mijn ouders waren overleden. Ze waren naar het concentratiekamp Sobibor gedeporteerd en daar zijn ze op 11 juni vergast. Ik kon dat eigenlijk niet geloven. Maar het was wel zo."
Na negen maanden wordt de schuilplaats van Maud te gevaarlijk omdat drie zoons van het echtpaar deel uitmaken van het verzet. Ze krijgt een nieuw onderduikadres. Eerst in Doetinchem en daarna in Gendringen. Het vervoer gebeurt ’s nachts op de fiets door een verzetsman.
Drie maanden later krijgt ze wederom een nieuw duikadres: in Sinderen. Vervolgens belandt ze in een zogeheten pilotenhut in het Idinkbos. "Daar zijn Sonja en Jenny toen ook even geweest. Maar de hut werd ontdekt door een zoontje van een NSB'er. Een dag later was er een inval van veertig man van de Grüne Polizei, maar we waren kort ervoor vertrokken. Net op tijd...".
Maud wordt naar Dinxperlo gebracht. Naar een huis pal tegenover het grenskantoor. Daar blijft ze negen maanden. Totdat het dorp na dagenlange beschietingen op 29 maart 1945 door Britse troepen wordt bevrijd.

Mauds onderduikfamilie uit Dinxperlo
(De foto is na de oorlog gemaakt)


Na hereniging met Sonja en Jenny in Westendorp keren ze te voet terug in het kort voor de bevrijding gebombardeerde Doetinchem. Ook de meubelwinkel ligt in puin. Hun ouderlijk huis blijkt bewoond door de directeur van De Kruisberg.
"We hadden natuurlijk niets meer. Geen huis, geen spullen en geen geld. We zijn toen naar de burgemeester gegaan om hem om een onderkomen te vragen. Hij zei toen dat we maar ergen in dienst moesten gaan."
Hun piano vinden ze terug in Ruimzicht. De Duitsers die er verbleven hebben er naar hartelust op gespeeld.
Uiteindelijk vinden ze onderdak in een leegstaand huis van een NSB'er aan de Spinbaan. "Daar zaten ook Engelsen in en een student. Later kwamen daar ook een oom en tante met hun kinderen bij. Zij hadden concentratiekamp Bergen-Belsen overleefd."
Van de 180 Doetinchemse Joden overleefden 125 de oorlog niet. "Daaronder ook familieleden van ons. Uiteindelijk was meer dan de helft van de familie er niet meer."
Dat was voor Maud een reden om haar Joodse geloof af te zweren. "Ik geloof nergens meer in. Als er echt een god bestaat dan had die niet laten gebeuren wat er nu gebeurd is."
Voor haar eindigde de oorlog niet in 1945.
"Je wordt elke dag herinnerd aan de oorlog. Wij hebben altijd 4 mei."

















__________________________________

interview
Dit interview vond plaats in 2010 in verband met de televisiedocumentaire over Uitgevers-maatschappij Misset: Meneer Kees en meneer Henk. In aflevering 4 zijn fragmenten te zien van het interview met Maud Mogendorff.


zij overleefden de oorlog niet:

Saartje Mogendorff-de Jong (1871) Mauds oma.
Justus Mogendorff (1897) mauda vader
Marianne Mogendorff-Zendijk (1895) moeder
Charles Mogendoff (1897) oom, broer van vader
Reintje Mogendorff-van der Horst (1893) tante, getrouwd met Charles.
Betty Sara Mogendorff (1929) nicht, dochter van Charles en Reintje.
Maurits Mogendorff (1932) neef, zoon van Charles en Reintje

Maud Mogendorff overleed in 2016 op 86-jarige leeftijd