De Duitsers maken voor hun eigen telefoonverbindingen in veel gevallen gebruik van de al aanwezige houten palen van het bestaande bovengrondse PTT-telefoonnetwerk. Ze bevestigen eenvoudigweg haken aan de masten en hangen daar een of meer leidingen in. Ook worden er bomen gebruikt om hun kabels in te hangen. Dat is ook het geval met de telefoonlijn bij het Kattennest. In dat bosgebiedje ten noorden van Doetinchem aan de weg naar Zelhem, bevindt zich
Stellung Rosengarth.
Een belangrijke Duitse radarpost waar het geallieerde vliegverkeer in de gaten wordt gehouden. Het staat in verbinding met Klein-Fluko in
Ruimzicht
,
met twee radarinstallaties in Toldijk en met de indrukwekkende bunker Diogenes in Schaarsbergen.
Het verzet, maar ook soms ook idividuele burgers trekken als vorm van sabotage, geregeld een telefoonleiding naar beneden. Dat is ook op 10 juli 1940 het geval. Op die dag ligt langs de Zelhemseweg in Doetinchem plotseling de PTT-telefoonkabel naar Stellung Rosengarth beschadigd op de grond.
De Duitse autoriteiten vergaderen in allerijl op het gemeentehuis. Dat resulteert ’s nachts om drie uur in een opdracht voor de marechaussee om een aantal personen mee te delen dat ze de volgende dag moeten wachtlopen om nieuwe sabotageacties te voorkomen.
’s Morgens om acht uur vertrekt de eerste groep van tien personen voor deze zogeheten kabelwacht. Ze worden pal onder de telefoonleiding op honderd meter van elkaar opgesteld. NSB-politiechef Lebbink controleert vervolgens geregeld of de kabelwachters hun taak naar behoren vervullen en zich houden aan het rookverbod. Elke vier uur wordt een groep afgelost door een andere groep. De aflossingen gaan dag en nacht door. Na drie weken wordt de kabelwacht op het traject beëindigd.
Duitse leidingen (Jan Massink, Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers)