James Prentiss Sands

Corporal, The Calgary Highlanders, R.C.I.C.

M – 36552




James Prentiss Sands wordt op 14 maart 1921 geboren op een boerderij in Rocky Mountain House, Alberta, Canada. Zijn ouders zijn Jim Hekob en Eleanor Loretta. Hij heeft één broer, Cecil Nelson. Of zijn vader Jim is overleden is niet duidelijk. Wel zeker is dat zijn moeder hertrouwt met Clarence Sever Sands, dan vader van vier kinderen, Gertrude, Myrtle, Johnny en Carlyle. Na dit huwelijk verandert Prentiss zijn achternaam in Sands. Zijn broertje Nelson blijft altijd de achternaam Hekob gebruiken. Samen krijgen Clarence en Eleanor nog vijf kinderen, vier zonen en één dochter, Sammy, Chester, Marion, Billy en Larry.
Na vijf jaar lagere school verlaat Prentiss op zijn twaalfde het onderwijs. Op 24 oktober 1941 gaat Prentiss in dienst. De volgende gegevens worden opgeschreven bij zijn aanmelding: hij is vrijgezel, heeft geen kinderen en woont bij zijn moeder in Horburgh, Alberta. Hij is lid van de Church of England. Hij werkt op de familie-boerderij en op de boerderij van JP Fisher, soms verdient hij wat extra als houthakker. Hij is een gezonde jongeman van 1,67 meter en weegt 69 kilo. Hij heeft bruine ogen en bruin haar. Aan de linkerkant van zijn borstkast heeft hij twee ronde littekens. Hij vertelt dat hij zich na de oorlog wil vestigen in Alberta, Canada.
Na zijn aanmelding wordt hij ingedeeld bij de algemene versterkingseenheid in Calgary en wordt in een trainingskamp geplaatst. In de maand december wordt hij ziek, hij heeft de bof. Hij wordt verpleegd in het Camrose Mill ziekenhuis in Alberta. Na twee maanden trainingskamp wordt hij opnieuw ziek en opgenomen in het Belcher ziekenhuis in Calgary met een chronische keelontsteking en waarschijnlijk mazelen. Als hij in maart 1942 zonder toestemming vijf uur lang afwezig is, moet hij drie dagen binnen blijven in de barakken.
Op donderdag 9 april 1942 gaat Prentiss aan boord om verscheept te worden naar Engeland. Tien dagen later stapt hij van boord en wordt ingedeeld bij de infanterie. Op 2 juli 1942 schrijft hij een brief naar zijn familie :
Hoe gaat het bij jullie? Alles goed? Ik heb van jullie nog geen brief gehad, dus ik dacht ik schrijf maar naar jullie om te horen of jullie nog leven of dood zijn. (…) Was er een rodeo in Rocky dit jaar? Ik heb een brief geschreven naar een meisje in Rocky en ik kreeg vandaag een brief terug van haar. Ik hoop dat ik ook snel een brief van jullie krijg. (…) Ik begin deze plek steeds meer te haten. Je kan hier geen tabak kopen en sigaretten zijn 50 cent als ze al verkrijgbaar zijn, wat niet zo vaak voorkomt. Dus stuur ze alsjeblieft. Ik hoop dat het met jullie beter gaat dan dat het hier is. Hoe gaat het met de gewassen dit jaar? Regent het veel? (…) Hoe gaat het met de paarden en de koe? (…) Er is verder niet veel te vertellen. (..) Tijdens mijn verlof ga ik naar Schotland. (…) Ik kijk er naar uit om weer thuis te komen en hoop er het beste van. (…) Liefs voor iedereen en heel veel geluk, Prentiss Sands


Na een week verlof in de zomer, in Schotland, in juli 1942, wordt hij ingedeeld bij de Calgary Highlanders. Op 6 april begint hij aan zijn laatste verlofdagen in Engeland. En na alle trainingen en voorbereidingen stapt hij op woensdag 5 juli 1944 op een schip dat hem naar Frankrijk brengt. Een dag later, in de buurt van Corseulles (Juno Beach), het is een warme stoffige dag, zet hij weer voet aan wal. Op 6 augustus 1944, waarschijnlijk vanuit Fleury-sur-Orne waar de Calgary Highlanders van wat welverdiende rust genieten, schrijft hij een brief aan zijn moeder:
Lieve mam,
Ik heb je brief ontvangen en was blij om iets van je te horen en te horen dat jullie allemaal oké zijn. (…) Hoe is het met Carlyle (…) zeg tegen hem dat ik hem hopelijk snel ga zien. (…) en Myrtle heeft geen verkering meer met Nick, dat doet me niks, ik snapte meteen al niet wat ze in hem zag. (…) In oktober kan je de 50 dollar opnemen die ik je heb gestuurd uit het Victory Fonds. (…) Ik ga jou niet in de steek laten, sorry dat ik niet zo vaak schrijf. Vergeef me daarvoor. Zeg hallo tegen alle kinderen en zeg ze dat ik te druk ben om ze te schrijven. (…) Ik hoop dat ik daar later meer tijd voor zal hebben. (…) Doe de groeten aan pap en de rest van de familie. Ik ga nu afronden, heel veel liefs en ik hoop dat ik jullie allemaal snel ga zien. Liefs en kusjes van je liefhebbende zoon Prentiss.


Als hij op 29 augustus 1944 gewond raakt in Noord-Frankrijk, waarschijnlijk in de bossen rond La Londe aan de oever van de Seine, wordt hij gerepatrieerd naar Engeland en behandelt in het Park Prewett Hospital in Basingstoke. Daar verblijft hij van 2 tot 22 september. Wat er precies aan de hand is wordt niet duidelijk.
Op 5 oktober stuurt Prentiss een brief naar zijn broertje Chester:
Beste Chester,
Een kort briefje om je te laten weten dat ik nog weet wie je bent en dat ik je eerder had willen schrijven maar ik ben niet zo’n schrijver en ik had er ook geen tijd voor. Maar ik dacht ik kan je maar beter wat schrijven voordat je me neerschiet als ik thuiskom. (…) Hoe is het met Marion, ze zal wel een grote meid zijn geworden. En Billy en Larry? Ik hoop dat iedereen oké is. En wat doet Sammy nu? Ik neem aan dat hij nu de baas is of ben jij dat? Wat doet pappa nu en Johnny? Is Nelson vaker thuis? Verder weet ik niets meer te schrijven. Liefs Prentiss xxxx


Na een maand opnieuw in een trainingskamp geweest te zijn in Engeland stapt Prentiss aan boord van een schip om op 28 oktober 1944 opnieuw aan te komen op het vasteland. Na een aantal dagen sluit hij zich aan bij de Calgary Highlanders. Ze hebben het noorden van Frankrijk dan al verlaten en hebben deelgenomen aan de Slag om de Schelde. De dag dat Prentiss zich opnieuw aansluit zijn de Calgary Highlanders voor een paar dagen rust in Lier, België. Vijf dagen later vertrekt het gehele regiment naar Nijmegen en wordt gestationeerd in huizen langs de weg naar Malden. Het eerste deel van de winter bewaken ze de brug bij Grave en de frontlinie bij Groesbeek. Twee weken op, één week af.
Op 8 februari 1945 start Operatie Veritable. Prentiss vecht in de koude, modderige en ondergelopen loopgraven in het Reichswald, zij aan zij met Stan MacDougall. Stan vertelt:
“Ik zeg tegen korporaal Sands, hij zat rechts van mij, hij was groot, een lange boer, een aardige man, ik denk dat hij 24 jaar was. Ik zei: geef je me dekking? Ik ga proberen om het machinegeweer aan mijn linkerkant uit te schakelen. Hij zei: oké. Dus ik kruip, ik weet niet meer hoe ver, er wordt veel geschoten. Ik nam niet mijn geweer mee of iets. Alleen twee granaten. Ik kwam vlak waarbij ze zaten, ik gooide er één, het was meteen raak. Ik gooide de tweede ook omdat ik bang was dat deze geraakt zou worden door een kogel en zou ontploffen terwijl het nog aan mijn riem hing.


Zie ook een video van het bezoek van famili e op 28 mei 2022


"Dus ik begin terug te kruipen naar de loopgraaf, ik sta op om te gaan rennen. Maar een Duitse paratroeper ziet me en komt op me af met een “potato masher” (stielgranaat) in zijn hand. Ik had hem niet gezien. (…) Prentiss zag de Duitser wel aankomen en net voordat de paratroeper de granaat wilde gooien schoot Prentiss hem neer. De paratroeper viel vlak naast me op de grond, recht voor me, ik pak de granaat uit zijn hand, gooi hem weg, hij ontploft. Op dat moment dank ik mijn leven aan Prentiss Sands. Ik ben hem nooit vergeten (…) Hij was mijn held.”
Eind maart is het eindelijk mogelijk de Rijn over te steken en kan een enorme troepenmacht beginnen aan de bevrijding van Oost- en Noord- Nederland. Op zondag 1 april 1945, het is eerste paasdag, bereiken Canadese troepen via de Terborgseweg Doetinchem. Ze worden aan de oostelijke stadsrand opgewacht door mensen van het verzet. Na een kort overleg rukken de Canadezen op naar het centrum, terwijl een grote troepenmacht om de stad trekt.
In en rond de binnenstad ontbrandt vervolgens een heftige strijd. De Duitsers hebben de wegen geblokkeerd met tramwagons, volgegoten met beton. De Canadezen zetten onder andere vlammenwerpers in om de Duitsers uit te schakelen. Tientallen Duitsers vinden daarbij de dood en vele panden branden af. Ook sneuvelen elf Canadezen. Pas de volgende middag, maandag 2 april tweede paasdag, is Doetinchem bevrijd.
Prentiss heeft dit niet meer mogen meemaken. Op zondag, bij het binnenkomen van de stad Doetinchem, is hij zo zwaargewond geraakt aan zijn hoofd door een vijandelijke mortiergranaat, dat hij wordt vervoerd naar een eerstehulppost van zijn regiment. Hij komt echter niet meer bij kennis. De artsen kunnen niets meer voor hem doen.
Op eerste paasdag sterft de vierentwintigjarige Prentiss Sands. Exact een maand nadat hij is bevorderd tot korporaal. Hij wordt, tijdelijk, begraven in Bedburg, Duitsland.
Kapelaan Bishop schrijft aan de moeder van Prentiss:
Beste mevrouw Sands,
Er is mij zojuist ter ore gekomen dat uw zoon Pte J. P. Sands gestorven is aan zijn verwondingen op 1 april 1945. Kapelaan Royle heeft hem begraven op een kleine, tijdelijke Canadese begraafplaats. (…) In het huis van mijn vader zijn veel kamers; ik ga een plek voor u klaar maken (John 14). (…) God zegene u.
Kapelaan Royle schrijft:
Als de kapelaan die aanwezig was bij de begrafenis van uw zoon, schrijf ik u om mijn oprechte deelneming aan u te uiten en om u te vertellen wat ik kan over hem. Dat is helaas heel weinig omdat hij al was overleden bij aankomst in het veldhospitaal. Alles wat ik weet is dat hij bij de medische post liefdevol behandeld is. Het enige wat we hier nog voor hem konden doen is hem een eervolle begrafenis geven. (…) Het was Eerste Paasdag toen hij stierf en mijn gedachten gingen tijdens de begrafenis uit naar Goede Vrijdag met de boodschap dat God ons lijden deelt aan het kruis, inclusief het delen van de pijn van het sterven van zijn zoon voor anderen. Pasen zou er niet zijn zonder Goede Vrijdag. Pasen met zijn glorieuze boodschap dat de dood niets anders is dan een poort naar het eeuwige leven naast God.


In totaal heeft James Prentiss Sands 1256 dagen gediend in het Canadese leger. Hij ontving hiervoor de volgende onderscheidingen:
  • 1939 - 45 Star
  • France & Germany Star
  • War Medal
  • Canadian Volunteer Service Medal & Clasp
  • Defence Medal
Prentiss wordt herbegraven in Groesbeek, plot XIV. A. 9.
REST IN PEACE BELOVED



English

James Prentiss Sands was born on 14 March 1921 in Rocky Mountain House, Alberta, Canada. He was the son of Jim Hekob and Eleanor Loretta and had one brother, Cecil Nelson. It is not clear if his father had died but his mother remarried Clarence Sever Sands, the father of four children, Gertrude, Myrtle, Johnny and Carlyle. After the marriage, Prentiss changed his surname to Sands but his brother Cecil retained the name of Hekob. Clarence and Eleanor went on to have five children together, four sons and a daughter: Sammy, Chester, Marion, Billy and Larry.
Whenever Chester thinks of Prentiss, now in 2018, he remembers him as tall and thin, a quiet young man.
Prentiss was a member of the Church of England.
He left school at the age of twelve after completing five grades. He went to work on his mother’s farm and also on the farm belonging to J.P.Fisher; he sometimes earned extra money by chopping wood.
On 24 October 1941 he joined the army as a single man who had been living with his mother in Horburgh, Alberta. He was found to be a healthy young man, 1.67m tall and weighing 69 kilos, with brown hair and eyes; on the left side of his chest he had two round scars. He said he wanted to settle again in Alberta after the war.
The army placed him in the General Reinforcement Unit stationed in Calgary. He was sick in December that year with mumps and was cared for in the Camrose Mill Hospital, Alberta. After two months in a training centre he was ill again and admitted to the Belcher Hospital in Calgary with a severe throat infection and probably measles as well. Once when he was five hours late returning to camp, he was sentenced to three days confined to barracks.
On Thursday, 9 April,1942 Prentiss embarked for England and arrived ten days later; he was placed with the infantry. He wrote to his family on 2 July:
Prentiss spent more than two years training in England. After a week’s leave spent in Scotland in April,1944 he was transferred to the Calgary Highlanders Regiment and left for France two months later on 6 July, landing near Courseulles (Juno Beach).
On 6 August,1944, probably from Fleury-sur-Orne where The Calgary Highlanders were having some days of well-deserved rest, he wrote to his mother.
He was wounded on 29 August,1944 in northern France, probably in La Londe Forest on the banks of the river Seine and sent back to England for treatment at Park Prewett Hospital, Basingstoke; he remained there until 22 September. It is not clear what the nature of his wounds was.
He wrote a letter to his brother Chester on 5 October.
After his stay in hospital, he was sent for a further month’s training before returning to France on 28 October. After a few days he re-joined the Calgary Highlanders who at this point had moved across northern France and had been involved in the Battle of the Schelde. When Prentiss re-joined them they were having some days of rest at Lier, Belgium. Five days later the regiment travelled to Nijmegen, the Netherlands and was stationed on the road to Malden. The first part of winter they spent their time guarding the bridge at Grave and the frontline at Groesbeek. Two weeks on, one week off.
Operation Veritable began on 8 February,1945 and Prentiss took part in the battle of the Reichswald, fighting in the cold, muddy and flooded trenches. His comrade Stan MacDougall was at his side and he related the following:
“So I said to this Corporal Sands, he was on my right, he was a big, tall farmer, a nice man, I think he was twenty four years of age. Anyway, I said, "Will you give me covering fire? I'm going to try and knock this machine gun that's out on my left." So anyway, he said, "Alright." So anyway, I crawled over, I, I just forget the distance it was, they were firing away. I never took my Sten gun with me or anything. I took two grenades. And anyway, I got near where they were at and, and I, I threw one. I got a direct hit. So I said to myself, "I better throw the other one in case going back, a bullet will hit it and it's on my belt." So I threw the other one. So, I started to crawl back and I got up to run and this German paratrooper officer seen me and he had a potato masher in his hand and he was running for my trench, he seen where I was going and Corporal Sands shot him and when he fell, he fell right in front of me and he had the potato masher in his hand and I just pulled it and threw it and went off. At that moment I owed my life to Prentiss Sands. I have never forgotten him (…) He was my hero.”
At the end of March, it was finally possible to cross the Rhine and, with an enormous army, begin the liberation of the eastern and northern parts of the Netherlands.
On Easter Sunday, 1 April, the Canadians reached Doetinchem via the Terborgseweg. They were met on the eastern outskirts by members of the Dutch Resistance and after a short discussion, the town was surrounded and some of the Canadians continued to the centre. Heavy fighting broke out; the Germans had blocked the roads with trams filled with concrete. The Canadians used flamethrowers among other weapons, to disable the enemy. Dozens of German soldiers were killed and many buildings were burnt out. Eleven Canadians were also killed. It was not until the following afternoon, Monday, 2 April that Doetinchem was finally freed.
Prentiss did not live to see this. On the Sunday, as he came into Doetinchem, he received a severe head wound with a mortar grenade. He was taken to the regiment ´s first aid post but he never recovered consciousness. The doctors could do no more for him. Prentiss Sands died on Easter Sunday at the age of twenty four, exactly a month after he had been promoted to the rank of corporal. He was buried temporarily in Bedburg Hau, Germany.
Chaplain Bishop wrote to his mother:
“Dear Mrs Sands,
Word has just reached me that your son Pte.J.P.Sands died of wounds, on April 1st,1945: Chaplain E.C.Royle of S.C.C.S. laid his body at rest in a little temporary Canadian Cemetery. (…) ‘In my father’s house are many mansions, … I go to prepare a place for you.’ (John 14). May God bless you.. “
Chaplain Royle wrote: ‘As the Chaplain who conducted the burial service for your son, I am writing to express to you my very deepest sympathy and to tell you what I can about him. Unfortunately there is very little to tell because he had passed away before arriving at the CCS, and all I know is that he had received medical treatment and been made comfortable at the forward medical posts. It only remained possible for us to make arrangements for the funeral (…) It was Easter Day when he passed, and my thoughts at the service turned to Good Friday with its message that God shares our suffering upon the Cross, including the pain of giving His Son to die for others. Good Friday without which Easter is impossible. Easter with its glorious message that death is but the gateway to the greater life of fuller service in the Nearer Presence of God.”


James Prentiss Sands served 1256 days in the Canadian army In total. For this he was given the following awards:
  • 1939 – 45 Star
  • France & Germany Star
  • War Medal
  • Canadian Volunteer Service Medal & Clasp
  • Defence Medal
Prentiss was later reburied in Canadian Military Cemetery Groesbeek,    plot XIV.A.9.


REST IN PEACE BELOVED




We would like to thank the Sands family
for sharing their stories and photographs.

Life story by: Sigrid Norde, Research Team Faces To Graves