De Winterhulp


Op 22 oktober 1940 roepen de Duitsers de Stichting Winterhulp Nederland (WHN) in het leven. Met die organisatie willen ze, evenals dat door middel van de Duitse Winterhilfe in hun eigen land gebeurt, hulp bieden aan de sociaal zwakkere Nederlanders. Aanvankelijk krijgen ook arme joden ondersteuning. Op die manier profileert de Winterhulp zichzelf als een breed en nationaal platform voor sociale zorg.
De WHN geeft waardebonnen waarmee levensmiddelen, kleding, schoenen en brandstoffen aangeschaft kunnen worden. Op die manier hopen de Duitsers sympathie te winnen bij de Nederlandse bevolking. Ze willen laten zien dat in een nationaalsocialistische samenleving er geen mensen zijn die armoede lijden. Ze beogen daardoor de bestaande kerkelijke en sociale instellingen buitenspel te zetten. Ook in dat opzicht streven ze een gelijkschakeling na.
De bezetter probeert te benadrukken dat het om een Nederlandse organisatie gaat. De statuten, richtlijnen en instructies zijn echter een letterlijke vertaling van de Duitse Winterhilfe. Ook de administratie, organisatie en de wijze van propaganda worden rechtstreeks uit Duitsland overgenomen.
De Nederlanders ergeren zich dan ook aan de Winterhulp. Althans, aan de collectes. Vandaar dat een rijmpje vaak is te horen:


Liever een tientje voor Willemientje

dan een knoop van m’n gulp voor de Winterhulp


Bij de verlotingen spelen de bezwaren een aanmerkelijk mindere rol. Temeer daar na het openen de envelop met daarin het voor 50 cent gekochte lot onmiddellijk duidelijk is of er sprake is van een prijs. Bedragen onder de tien gulden worden vervolgens direct uitgekeerd. De collectes en verlotingen zijn een belangrijke inkomstenbron voor de WHN.
Na verloop van tijd zijn er bijna alleen nog NSB’ers en andere pro-Duitse Nederlanders die met de collectebus langs de deuren gaan. Daardoor wordt de Winterhulp er bij Nederlanders niet populairder op. Sommigen denken dat de Duitsers het geld van de collecte in hun eigen zak steken. Dat is echter niet het geval.
In Doetinchem wordt in november 1940 de eerste collecte gehouden. Er wordt 1100 gulden opgehaald: de hoogste opbrengst van de gehele oorlog. Een maand later is de opbrengst al gehalveerd. Daarna brengt de collecte tot medio 1944 maandelijks rond de 400 gulden op. Ondanks de aanwezigheid van permanente collectebussen, onder meer in de oefenruimte van de Doetinchemse Gymnastiek Vereniging (DGV) en in de trouwzaal van het gemeentehuis.
Uitgevers-maatschappij C. Misset schenkt in 1941 100 gulden, in 1942 6.565 gulden en in 1943 12.000 gulden. Dat blijkt uit de boekhoudkundige controle na de oorlog. Het totaalbedrag van 18.665 is uit de middelen van het bedrijf onttrokken, zo valt te lezen.
Als de dochter van de directeur van Kees Misset, Pineke, na de bevrijdng wordt gearresteerd luidt -naast onder meer een relatie met een SS'er- een van de aanklachten drie giften aan de Winterhulp.
Medio 1941 wordt de Nederlandsche Volks Dienst (NVD) in het leven geroepen. Deze moet uiteindelijk de Winterhulp en andere organisaties overkoepelen om het gehele domein van de sociale en maatschappelijke zorg voor haar rekening te nemen.


Propaganda voor de Winterhulp (Jan Massink, Erfgoedcentrum
Achterhoek en Liemers)




Winkelpand Boliestraat xx [toen nr 10]

Kantoor Winterhulp

VOLGT