In actieve dienst
Op dinsdag 21 maart 1944, op 19-jarige leeftijd, meldt Walter Edward Brown zich aan bij het Canadese leger. Hij is dan woonachtig in Edmonton en alleenstaand. Zijn aanmelding vindt plaats in Calgary, Alberta. Zijn werkgever, C.N.R., heeft aangegeven dat hij na de oorlog mag terugkeren op zijn werkplek.
Walter Edward is tijdens zijn keuring een gezonde, blonde man met blauwe ogen, hij is 1,95 meter lang en weegt ruim 90 kilo. Hij moet een imposante verschijning geweest zijn. Hij heeft drie keer in zijn leven zijn sleutelbeen gebroken. In 1941 heeft een arts hem verteld dat hij een zwak hart heeft, tijdens de keuring vinden ze hier geen bewijs voor. Hij krijgt de benodigde inentingen en wordt als private ingedeeld bij de algemene versterkingseenheid in Calgary.
Tot zijn oversteek naar Europa volgt hij verschillende trainingen in Camrose en Calgary. In Camrose wordt hij door zijn luitenant omschreven als een grote sterke man met goede zin en potentie in leiderschap, zelfverzekerd, leergierig en goed in het opvolgen van instructies.
Echter op 14 april 1944, twee dagen na zijn eerste examen, wordt Walter Edward opgenomen in Belcher Hospital, een militair ziekenhuis in Calgary. Wat er aan de hand is is niet duidelijk, maar op 9 mei wordt hij overgeplaatst naar Harrison Hot Spring, een sanatorium. Op 7 juli hervat hij zijn militaire training in de Prince of Wales Armoury in Edmonton. Daar verblijft hij één maand. Op 12 augustus wordt hij overgeplaatst naar een trainingscentrum in Calgary. Op 21 september krijgt hij opslag op zijn dagelijkse loon, 10 cent. Hij verdient dan $1,50 per dag. Op 10 oktober mag Walter Edward met verlof. Zoals alle jongens die op het punt staan naar Europa te worden verscheept, is dat een tijd voor bezoek aan familie en vrienden. Na nog twee maanden training in Debert, Nova Scotia, is het zover. De kerstdagen van 1944 brengt hij door aan boord van een schip dat hem naar Engeland zal brengen.
Archie Code schrijft in een brief aan zijn zus Irene dat hij zich heeft aangemeld in het leger. Het is dan 10 juni 1943, Archie is 26 jaar oud, woonachtig in Cobden, Ontario aan R.R. #6 en alleenstaand. Zijn aanmelding vindt plaats in Toronto, Ontario.
Op zijn aanmeldingsformulier wordt hij omschreven als een gezonde, alerte jongeman. Hij geeft wel aan dat hij sinds tweeëneenhalf jaar last heeft van hartkloppingen. In de palm van zijn linkerhand heeft hij een litteken. Hij is 1,75 meter lang en weegt 66 kilo, heeft blauwe ogen en bruin haar. Zijn thuissituatie lijkt stabiel, hoewel hij al sinds zijn 16e veel van huis is geweest. Hij zou graag, net als zijn broer John Ross, worden ingedeeld bij de R.C.O.C. Hij zou graag iets technisch willen doen, hoewel hij veel verschillende baantjes heeft gehad en zijn intelligentie bovengemiddeld is, heeft hij weinig ervaring in technische beroepen. De aanbeveling van de dienstdoende kapitein die hem interviewt is om hem in te delen bij de C.A.C.
De eerste twintig dagen van zijn diensttijd verblijft Archie in Toronto. Op 30 juni 1943 wordt hij overgeplaatst naar het trainingscentrum in Orillia, Ontario. Zijn lichamelijke, geestelijke en militaire training verloopt goed. Ook is hij goed in kaartlezen en het organiseren van sportevenementen. Hij is excellent op de schietbaan.
Hij wordt op 2 september 1943 overgeplaatst naar Camp Borden, één van de grootste trainingscentra tijdens de Tweede Wereldoorlog in Canada. Hij verblijft hier ruim zeven maanden.
Camp Borden
Bij aankomst wordt hij omschreven als een plezierig, betrouwbaar en stabiel persoon. In januari 1944 wordt in zijn persoonlijk rapport geschreven dat hij een sterke persoonlijkheid heeft en in aanmerking komt voor dienst overzee. Archie heeft overplaatsing naar de luchtmacht aangevraagd, maar dat is afgewezen. Er wordt aangeraden hem bij de landmacht te houden als tankmonteur. In Borden haalt hij zijn vrachtwagenrijbewijs en volgt hij een opleiding tot tankmonteur.
Ook wordt hij getraind hoe om te gaan met een aanval van mosterdgas.
Twee maal mag Archie met verlof. Tijdens de kerstdagen van 1943 mag hij vijf dagen het kamp verlaten en de familie herinnert zich dat hij thuis kwam in zijn uniform. Eind januari 1944 heeft hij speciaal verlof van achttien dagen en samen met nog 6 of 8 andere mannen uit de regio wordt hij na dit verlof door de hele familie uitgezwaaid op het treinstation. En dan is hij klaar om naar Engeland verscheept te worden.
Irene, Archie en Christina
Alex Elchuk gaat na zijn vrijwillige diensttijd op 19 juli in actieve dienst. Hij moet opnieuw een aanmeldingsformulier invullen, ditmaal in Tofino, wordt medisch getest, en krijgt een nieuw legernummer: M-39751.
Als Rifleman bij het regiment Kings Own Rifles stapt hij op 23 december 1944 aan boord van een schip dat hem naar het Verenigd Koninkrijk brengt.
Henry Carl Johnson sluit na twee jaar zijn vrijwillige dienstplicht af en gaat op 12 april 1944 in actieve. Hij moet opnieuw een aanmeldingsformulier invullen, ditmaal in Gordon Head, B.C., wordt medisch getest en krijgt een nieuw legernummer: K-4072 .
Waar in een eerdere medische test geen sprake van was is een litteken op zijn rechterbil en een scheur in zijn linkerbil, waarschijnlijk opgelopen tijdens zijn diensttijd. Dat neemt niet weg dat hij fit wordt verklaard voor dienst overzee. Hij is alert en fit, de dienst is iets waar hij naar uitkijkt. Eén maand na zijn aanmelding gaat hij aan boord, als Corporal bij de Winnipeg Grenadiers, om naar Engeland verscheept te worden.
Freddie Ogg meldt zich op 29 april 1943 aan voor actieve dienst; hij is dan 19 jaar. Zijn rekrutering vindt plaats in Vancouver, Canada.
Hij woont op dat moment bij zijn moeder en is vrijgezel.
Bij indiensttreding wordt hij medisch gekeurd. Hieruit blijkt dat hij een goed ontwikkelde man is van 1.78 meter lang en 65 kg weegt. Hij heeft bruine ogen en bruin haar, draagt een bril en heeft een goed onderhouden gebit. Hij heeft nooit een ernstige ziekte gehad. Het enige waar de keuringsarts zich zorgen om lijkt te maken is zijn kleurenblindheid.
In zijn persoonlijk dossier wordt Freddie omschreven als een, voor zijn leeftijd, volwassen man. Rustig, stabiel en ambitieus. Hij is vrolijk en wil zijn best gaan doen in het leger. Een betrouwbare, inventieve, en plichtsgetrouwe jongeman. Verder geeft hij aan graag een training te willen volgen als monteur. Na de oorlog wil hij elektricien worden.
Na zijn aanmelding volgt Freddie een basistraining in Vancouver. Op 14 mei 1943 vervolgt hij zijn training in Wetaskiwin. En op 10 juli van hetzelfde jaar wordt hij nogmaals overgeplaatst, naar Halifax. Daar volgt hij een opleiding tot automonteur. Na twee maanden ontvangt hij zijn diploma. Het is dan 4 december 1943. Dezelfde dag nog mag hij op verlof naar Rossland, waar hij de kerstdagen doorbrengt.
Na nog twee maanden in Halifax wordt Freddie overgeplaatst naar Windsor (Nova Scotia), Petawawa (Ontario) en Debert (Nova Scotia). In mei en augustus heeft hij nog een aantal dagen verlof voor zijn vertrek naar Engeland.
Prentiss Sands meldt zich op 24 oktober 1941 aan voor actieve dienst.
De volgende gegevens worden opgeschreven bij zijn aanmelding. Hij is vrijgezel, heeft geen kinderen en woont bij zijn moeder in Horburgh, Alberta. Hij werkt op de familieboerderij en op de boerderij van JP Fisher, soms verdient hij wat extra als houthakker. Hij is een gezonde jongeman van 1,67 meter en weegt 69 kilo. Hij heeft bruine ogen en bruin haar. Aan de linkerkant van zijn borstkast heeft hij twee ronde littekens. Hij vertelt dat hij zich na de oorlog wil vestigen in Alberta, Canada.
Na zijn aanmelding wordt hij ingedeeld bij de algemene versterkingseenheid in Calgary en wordt in een trainingskamp geplaatst. In de maand december wordt hij ziek, hij heeft de bof. Hij wordt verpleegd in het Camrose Mill ziekenhuis in Alberta. Na twee maanden trainingskamp wordt hij opnieuw ziek en opgenomen in het Belcher ziekenhuis in Calgary met een chronische keelontsteking en waarschijnlijk mazelen. Als hij in maart 1942 zonder toestemming vijf uur lang afwezig is, moet hij drie dagen binnen blijven in de barakken.
Na zijn indiensttreding bezoekt Prentiss nog één keer zijn ouderlijk huis, op de foto rechts samen met Nelson en Johnny.
Clyde Alexander Spencer meldt zich op 23 augustus 1943 in Fredericton, N.B. aan voor actieve dienst in het Canadese leger, hij is dan negentien jaar oud en vrijgezel.
Hij wordt omschreven als een gezonde jongeman, betrouwbaar, vriendelijk, goed gehumeurd, coöperatief en strijdlustig. Hij is nooit serieus ziek geweest en heeft nooit in het ziekenhuis gelegen. Hij is 1,72 meter lang, weegt 62 kilogram. Hij heeft grijze ogen en lichtbruin haar. Hij geeft aan een opleiding tot motorrijder en monteur te willen volgen, dit krijgt hij ook mee als aanbeveling van de dienstdoende kapitein tijdens zijn aanmeldingsinterview.
Clyde Alexander begint zijn diensttijd in het trainingscentrum A13 in Listowel, Ontario. Hier verblijft hij twee maanden. Hij wordt in Listowel geschikt verklaard voor een opleiding tot monteur.
In november 1943 wordt hij overgeplaatst naar Camp Borden, Ontario om zijn training te vervolgen. In de bijna vijf maanden die hij hier doorbrengt, met een kort verlof met Kerstmis, haalt hij zijn kwalificatie als Class 3 Driver en rond hij zijn monteursopleiding af en is hij klaar voor dienst overzee.
Vanuit Transit Camp Windsor gaat Clyde Alexander op 30 maart 1944 aan boord om verscheept te worden naar Engeland.
Archibald William Thompson meldt zich na zijn vrijwillige diensttijd aan voor actieve dienst. Dat doet hij in Regina, Sask, op 1 oktober 1943. Hij is dan negentien jaar oud en vrijgezel.
Hij wordt omschreven als een grote kerel met een uitstekende fysieke conditie. In 1943 zijn zijn amandelen verwijderd, hij heeft een klein litteken op zijn rechterheup en slist een beetje. Hij heeft blauwe ogen, bruin haar, is 1.80 meter lang en weegt 71 kilo. Hij gaat wat nonchalant om met zijn uiterlijk, gedraagt zich een beetje arrogant, heeft al wat training gehad en is bereid om waar dan ook te worden ingezet. Zijn intelligentie is iets onder het gemiddelde, maar hij is erg goed in wiskunde. In zijn tijd bij de kadetten heeft hij een korte training gehad als seiner. Hij wordt ingeschat als een goede soldaat.
Na een maand in een trainingscentrum in Regina wordt Archibald overgeplaatst naar een trainingscentrum in Yarmouth, Nova Scotia.
Camp yarmouth
Daar belandt Archibald zes dagen in het Yarmouth Military Hospital. Ook is hij één keer, één dag, negentien uur en dertig minuten, afwezig zonder toestemming. Daarvoor krijgt hij een vermaning en moet hij twee dagen soldij inleveren.
Op 9 januari 1944 wordt hij nogmaals overgeplaatst, nu naar trainingscentrum Aldershot, Nova Scotia. Daar wordt hij opnieuw geïnterviewd. Hij heeft tot nu toe geen fysieke klachten en de aanbeveling van de dienstdoende leger examinator is dat Archibald het beste tot zijn recht zou komen bij de infanterie bij een algemene versterkingseenheid en een opleiding zou kunnen volgen tot chauffeur.
Vanaf 1 maart 1944 rond hij zijn basistraining af in Camp Borden, Ontario. Hier ligt hij in maart achttien dagen in het militaire hospitaal. Wat er aan de hand is is niet duidelijk.
In de avond van 31 mei 1944 vindt er voor Archibald een vervelend incident plaats. Na schietoefeningen die plaats vonden in de avond gaat zijn sectie om 22.15 naar de mess. Het regent hevig en het onweert. Archibald staat vlak naast de lichtschakelaar in de mess wanneer de bliksem inslaat. Hij valt neer op de grond en is enige tijd bewusteloos. Hij wordt op een stretcher gelegd en naar een hulppost gebracht. Hij wordt onderzocht en lijkt ongedeerd, mag opstaan, maar lijkt last te hebben van een lichte shock. Na een nacht rust, vervolgt hij de volgende ochtend zijn training.
1 juli 1944 wordt Archibald goed genoeg getraind bevonden voor dienst overzee bij de infanterie. Op 12 juli stapt hij aan boord van een schip dat hem naar Engeland brengt.
Stanley Edward Turner meldt zich na zijn vrijwillige dienstplicht op 5 juni 1944 aan voor actieve dienst in het Canadese leger. Hij is dan 24 jaar oud en geeft zijn stiefmoeder, Maggie Turner, op als contactpersoon.
Na zijn aanmelding krijgt hij een nieuw legernummer: M – 39575 en wordt hij medisch getest. Op wat spataderen in zijn linkerbeen na, waar hij last van heeft als hij een korte broek met kousen draagt, word hij gezond verklaard. Op zijn lijst met persoonlijke gegevens wordt vermeld dat hij in zijn vrije tijd aan verschillende sporten doet; softbal, basketbal, ijshockey en schaatsen. Hij gaat ook graag jagen en vissen en leest regelmatig een boek. Tijdens zijn diensttijd heeft hij zijn vrachtwagenrijbewijs gehaald. De dienstdoende officier die hem interviewt ziet een serieuze, gemotiveerde, rustige man die graag overzees ingezet wil worden.
De eerste twee maanden na zijn aanmelding verblijft Stanley Edward nog in Duncan, B.C. Van 27 juni tot 15 juli wordt hij opgenomen in het Victoria Military Hospital en op 8 augustus wordt hij opnieuw in Red Deer, Alberta ingedeeld in het trainingscentrum aldaar. Ruim een week later is hij bijna twee dagen afwezig zonder toestemming en moet hij voor straf zeven dagen binnen blijven in de barakken en twee dagen loon inleveren. Begin oktober 1944 wordt Stanley Edward opnieuw overgeplaatst naar trainingscentrum A-16 in Calgary, Alberta. Hij heeft vanaf nu genoeg militaire training gehad en is klaar om overzees te gaan. Maar eerst krijgt hij nog een privéverlof van zeventien dagen en twee dagen vertrekverlof. De zeventien dagen privéverlof zijn voor zijn huwelijk. Hij heeft toestemming gekregen om te trouwen met Viola May Beanblossom. Zaterdag 25 november trouwen ze in Rocky Mountain House, Alberta. Ruim twee weken later is Stanley Edward terug in Calgary en stapt op 1 januari 1945 in Debert, Nova Scotia op een schip dat hem naar Engeland brengt.
In Engeland
Alle negen mannen uit dit verhaal verblijven voor kortere of langere tijd in Engeland in trainingskampen. In eerste instantie maken de Canadezen gebruik van de Britse trainingskampen, maar omdat de Canadese soldaten wat tekenen van verveling beginnen te vertonen wordt er onder andere door Major John Campbell van de Calgary Highlanders een Canadese Battle Drill School opgericht in Stansted Park, ten noorden van Portsmouth aan de Engelse zuidkust, bij het plaatsje Rowlands Castle.
Prentiss Sands is de eerste die in Engeland arriveert. Op donderdag 9 april 1942 gaat Prentiss aan boord om verscheept te worden naar Engeland. Tien dagen later stapt hij van boord en wordt ingedeeld bij de infanterie. Op 2 juli 1942 schrijft hij een brief naar zijn familie.
“Hoe gaat het bij jullie? Alles goed? Ik heb van jullie nog geen brief gehad, dus ik dacht ik schrijf maar naar jullie om te horen of jullie nog leven of dood zijn. (…) Was er een rodeo in Rocky dit jaar? Ik heb een brief geschreven naar een meisje in Rocky en ik kreeg vandaag een brief terug van haar. Ik hoop dat ik ook snel een brief van jullie krijg. (…) Ik begin deze plek steeds meer te haten. Je kan hier geen tabak kopen en sigaretten zijn 50 cent als ze al verkrijgbaar zijn, wat niet zo vaak voorkomt. Dus stuur ze alsjeblieft. Ik hoop dat het met jullie beter gaat dan dat het hier is. Hoe gaat het met de gewassen dit jaar? Regent het veel? (…) Hoe gaat het met de paarden en de koe? (…) Er is verder niet veel te vertellen. (..) Tijdens mijn verlof ga ik naar Schotland. (…) Ik kijk er naar uit om weer thuis te komen en hoop er het beste van. (…) Liefs voor iedereen en heel veel geluk, Prentiss Sands”
Na een week verlof in de zomer, in Schotland, in juli 1942, wordt hij ingedeeld bij de Calgary Highlanders.
Op 6 april 1944 begint hij aan zijn laatste verlofdagen in Engeland. En na alle trainingen en voorbereidingen stapt hij op woensdag 5 juli 1944 op een schip dat hem naar Frankrijk brengt.
Archie Code is de tweede die in Engeland aankomt. Op zaterdag 25 maart 1944 stapt Archie aan boord van een schip om op 1 april 1944 aan te komen in Europa. In Engeland wordt hij in eerste instantie toegevoegd aan de algemene versterkingstroepen. Later tijdens zijn verblijf in Engeland wordt hij op 29 september 1944 als soldaat ingedeeld bij het regiment van de Winnipeg Grenadiers. Vrijdag 3 november 1944 wordt Archie verscheept naar het vasteland van Europa.
Clyde Alexander Spencer volgt als derde. Zaterdag 8 april 1944 gaat hij van boord in Engeland en verandert zijn rang van Trooper naar Private en wordt hij ingedeeld bij de Canadian Base Reinforcement Group. Drie maanden training in Engeland maakt hem klaar om verscheept te worden naar Frankrijk.
De vierde die arriveert is Henry Carl Johnson. Op 17 juni 1944 arriveert Henry Carl in Engeland. Op zijn eigen verzoek wordt hij een dag voor zijn verscheping naar West-Europa gedegradeerd tot Private.
Een maand later volgt Archibald William Thompson. Woensdag 19 juli komt Archibald aan in Engeland, hij verblijft hier drie maanden in een trainingskamp.
Freddie Ogg is de zesde die in Engeland arriveert. Op 14 oktober 1944 stapt Freddie aan boord van een schip dat hem naar Engeland zal brengen. Na zes dagen komt hij aan in Engeland. Ruim twee maanden later gaat hij opnieuw aan boord, ditmaal naar Noordwest Europa.
Alex Elchuk arriveert op oudejaarsdag 1944. Hij verblijft, met als rang Private, een kleine twee maanden in een trainingskamp om vervolgens opnieuw ingescheept te worden naar het vasteland van Europa.
Walter Edward Brown arriveert de volgende dag. Maandag 1 januari 1945 stapt Walter Edward van boord in Engeland alwaar hij nog een korte training volgt en zijn twintigste verjaardag viert.
De laatste die voet aan wal zet in Engeland is Stanley Edward Turner. Zijn trainingstijd aldaar is zeer kort. Donderdag 11 januari stapt hij van boord om 15 dagen in Engeland te verblijven.
Van Normandië naar Doetinchem
Het regiment Calgary Highlanders wordt niet ingezet tijdens D-Day. Geen van de negen mannen uit dit verhaal is daarbij. Wel landen een aantal van hen later op Juno Beach. De eerste die aankomt is Prentiss Sands.
Exact een maand na D-Day stapt Prentiss aan boord van een schip, de Isle of Guernsey. Ook Major John Campbell van de Battle Drill School is aan boord. In de schemering verlaat het schip de haven van Folkstone, terwijl de doedelzakken spelen. Aan boord is de 2e Canadian Infantry Division waar de Calgary Highlanders onderdeel van zijn en een gedeelte van de 5th Division. De Calgary Highlanders maken voor het eerst de oversteek naar het Europese vasteland. De nacht van de oversteek is helder en kalm. Bij het naderen van de kust van Frankrijk verzamelen de mannen zich langs de reling om de indrukwekkende hoeveelheid schepen te bekijken die aan de kade liggen. Vroeg in de middag, op 6 juli 1944, zet Prentiss voet aan wal in Normandië, Frankrijk.
De Calgary Highlanders brengen hun eerste nacht door in de velden rond Banville, drie kilometer ten westen van Juno-beach. Het is er relatief rustig, ver genoeg van het front. Maar dat verandert een paar dagen later als ze in de nacht van 10 juli vertrekken naar Abbaye d’Ardenne, aan de noordwest kant van Caen.
Abbaye d'Ardenne 1944
Hier maakt Prentiss voor het eerst van zijn leven mee wat het is om te vechten aan het front. Vierentwintig uur per dag wordt zijn regiment onder vuur genomen door de Duitsers. Dan wordt er van hogerhand besloten dat de 2nd Canadian Division deel zal uitmaken van Operatie Atlantic en vertrekken de Calgary Highlanders richting Vaucelles en wordt de rivier de Orne overgestoken. Dat gaat niet zonder slag of stoot, maar op 19 juli kunnen de Calgary Highlanders verder trekken richting La Haute en Fleury-sur-Orne.
Na de val van Caen hebben de Duitsers zich onder andere teruggetrokken op de heuvelrug van Verrières ten zuiden van Caen en kunnen op die manier alle troepenbewegingen van de geallieerden in de gaten houden. Zo ook op Hill 67. De Calgary Highlanders krijgen vanuit het hoofdkwartier het bevel over de rechterflank te trekken en Fleury-sur-Orne veilig te stellen voor de doorgang van de overige troepen. De volgende dag om 18.00 vertrekken ze richting Estevaux. Op hun hoede sluipen ze door het hoge gras door de Orne vallei. Wanneer het donker wordt stuiten ze op een grote groep Duitse soldaten die zich hebben verschanst in een boomgaard. De hele nacht wordt er gevochten op een afstand van 400 meter. Ook de hele volgende dag is er geen rust, zelfs de radioverbinding met het hoofdkwartier valt uit. Het zijn angstige uren. De volgende ochtend komen er versterkingen en mogen ze zich terugtrekken. Eénendertig Canadese soldaten sneuvelen op Hill 67. De Calgary Highlanders trekken verder naar het zuiden.
Na deze slag krijgen de Calgary Highlanders versterking. Eén van hen in Clyde Alexander Spencer.
Na de nodige dagen rust na de slag om Hill 67 worden er plannen gemaakt voor Operatie Spring, het innemen van de gehele heuvelrug van Verrières. De heuvelrug wordt onder andere verdedigd door de Duitse 1e SS-Panzer-Division Leibstandarte SS Adolf Hitler. De elitetroepen van de Waffen-SS. De Highlanders zullen vanaf daar doortrekken naar May-sur-Orne. In de nacht van 24 juli wordt de aanval ingezet, maar Operatie Spring loopt uit op een ramp. De Calgary Highlanders zijn te onervaren tegenover de Duitse legermacht en er gaat veel mis in de communicatie tussen de verschillende legereenheden. Er sneuvelen 37 Calgary Highlanders. De manschappen die het hebben overleefd krijgen een aantal dagen rust in Fleury-sur-Orne.
Na de rustdagen in Fleury-sur-Orne is het volgende doel Tilly-la-Campagne. Al twee keer eerder hebben Britse en Canadese troepen geprobeerd het te veroveren, maar tevergeefs. Nu is het de beurt aan de Calgary Highlanders. In dikke mist wordt er twaalf uur lang gevochten. Maar ook de Highlanders stuiten op groot verzet. En hoewel er een aantal manschappen weet door te dringen in het dorp, lukt het ook de Highlanders niet om Tilly in te nemen. In nog geen dag sneuvelen 36 mannen.
De Calgary Highlanders krijgen opnieuw een aantal dagen rust in Fleury-sur-Orne. Ook worden er opnieuw versterkingseenheden gestuurd.
Op zondag 5 augustus wordt Henry Carl Johnson ingedeeld bij het regiment.
Tijdens de rustdagen, op 6 augustus 1944, schrijft Prentiss Sands een brief aan zijn moeder:
“Lieve mam,
Ik heb je brief ontvangen en was blij om iets van je te horen en te horen dat jullie allemaal oké zijn. (…) Hoe is het met Carlyle (…) zeg tegen hem dat ik hem hopelijk snel ga zien. (…) en Myrtle heeft geen verkering meer met Nick, dat doet me niks, ik snapte meteen al niet wat ze in hem zag. (…) In oktober kan je de 50 dollar opnemen die ik je heb gestuurd uit het Victory Fonds. (…) Ik ga jou niet in de steek laten, sorry dat ik niet zo vaak schrijf. Vergeef me daarvoor. Zeg hallo tegen alle kinderen en zeg ze dat ik te druk ben om ze te schrijven. (…) Ik hoop dat ik daar later meer tijd voor zal hebben. (…) Doe de groeten aan pap en de rest van de familie. Ik ga nu afronden, heel veel liefs en ik hoop dat ik jullie allemaal snel ga zien. Liefs en kusjes van je liefhebbende zoon Prentiss.”
Op 8 augustus zijn Prentiss Sands en Henry Carl Johnson met hun regiment onderdeel van Operatie Totalize, hun opdracht is het innemen van de brug over de Laize bij Bretteville. Vlak na middennacht vertrekt het regiment van Ifs naar Verrières waar ze om 01.30 aankomen. De hele nacht luisteren ze naar overkomende vliegtuigen en het geluid van hevige bombardementen. Na een uur of vier verlaten ze hun loopgraven en marcheren door naar Rocqancourt, in het ochtendlicht zien ze de silhouetten van honderden vrachtwagens, tanks en andere legervoertuigen. En heel veel manschappen. Om 11.00 gaat het regiment verder richting Caillouet, drie kilometer verwijdert van hun doel, Bretteville. Op de route zien ze gestrande legervoertuigen, wrakstukken van geweren en heel veel dode Duitse en Canadese soldaten. De weg naar Bretteville is zwaar gebombardeerd en nauwelijks begaanbaar, maar de opmars gaat voorspoedig. Er is vrijwel geen sprake van Duits verzet. Om 17.00 hebben de Calgary Highlanders, samen met het regiment de Maisonneuve, de brug over de Laize veilig gesteld. Maar op de heuvels rond het dorp wemelt het echter nog van de Duitse troepen en het duurt tot de volgende ochtend voordat zij zich hebben overgegeven. Na vierentwintig uur marcheren, aanvallen en wachten op tegenaanvallen is iedereen moe, hongerig en vies en is er tijd voor een paar dagen rust. Elf Calgary Highlanders sneuvelen tijdens Operatie Totalize. Maar de rust is van korte duur. Op 12 augustus wordt het regiment ingezet bij de slag om Clair-Tison.
Clair-Tison is een dorp met wat stenen boerderijen, gelegen in een vallei. Na een dag lopen, het is zeer warm, gaan de Highlanders de nacht in zonder slaap. Om 01:45, het is een donkere, mistige nacht, wordt de aanval ingezet. Allereerst wordt Le Mesnil ingenomen, een dorp ten noorden van Clair-Tison. Op 13 augustus, om 14.00, wordt de aanval op Clair-Tison ingezet. De Canadezen worden hevig onder vuur genomen door Duitse legereenheden, maar in de avond wordt ook hier een brug over de Laize ingenomen.