De bommen, afgeworpen door Britse bommen-werpers, trekken op
21 maart 1945
een spoor van verwoestingen door Doetinchem. Tientallen panden in de Waterstraat en de Boliestraat storten als kaartenhuizen in. Ook enkele panden in de Hamburgerstraat worden getroffen. Daaronder de woning en winkel van de familie
Vriezelaar
. Met desastreuze gevolgen. Zes volwassenen en vier kinderen sterven onder het puin van hun schoenmakerij.
Ook de werkplaats achter het pand stort volledig in. Daar bevindt zich Adrianus (Janus) van Oostrom, een evacué uit Rotterdam. Met zijn vrouw en vijf kinderen heeft hij onderdak gevonden in Gaanderen. Hij werkt tijdelijk als schoenmakersknecht bij Vriezelaar. Ook zijn elfjarige zoon Wim is in de werkplaats. Als het dak naar beneden komt, duikt Wim onder een werkbank.
Adrianus van Oostrom
Hoewel hij geen opleiding daartoe volgt, wordt Wim jaren later kunstenaar en beeldhouwer. Als autodidact experimenteert hij volop met talloze materialen. Hij trouwt en krijgt twee zoons. Met zijn vrouw richt hij in 1965 in het Overijsselse Hengelo galerie De Pook op. Hij lijkt zijn draai te hebben gevonden. Maar de oorlog en het gemis van zijn vader laten hem niet los. In zijn werk brengt hij dan ook op allerlei manieren de verschrikkingen van het noodlottige bombardement tot uitdrukking. Ook zijn depressieve periodes als gevolg van dat drama zijn in zijn werken te herkennen.
Wim van Oostrom
Het familiegraf van Vriezelaar op de katholieke begraafplaats aan de Emmastraat waarop in 2006 de naam van Adrianus van Oostrom werd bijgeschreven.
Omslag van het boek Niet omkijken