Evert Jan Roenhorst


In november 2022 ontving SDH een aangrijpend verhaal van de 89-jarige Henk Roenhorst. Een verhaal over zijn broer.




Mijn ouders hadden een boerderijtje aan de Turfweg in Doetinchem. Ik was wat ze een nakomertje noemen. Mijn oudste broer Jan was 20 toen ik werd geboren. Naast Jan had ik nog twee broers Johan en Herman en een zus Riek.
We hadden een kleine boerderij met weinig grond. Om zijn gezin te onderhouden werkte mijn vader op het landgoed Groenendaal van de gebroeders Kees en Henk Misset. Mijn vader was verantwoor-delijk voor het werk op het landgoed, waar een boerderij een vliegveld en een zwembad was. Zowel thuis als bij Misset werkte vader vaak samen met mijn broer Jan.
Jan was 26 jaar oud toen Nederland in oorlog raakte. Hij was al in militaire dienst geweest en bij het uitbreken van de oorlog moest hij zich ‘voor zijn nummer’ melden bij de kazerne in Harskamp, alwaar hij ingedeeld was in het peloton huzaren wielrijders.
Begin mei 1940, dat herinner ik mij nog goed, zat ik in de eerste klas van de lagere school in IJzevoorde. De kleuterschool bestond toen nog niet en het schoolseizoen begon destijds in april. dus ik ging nog maar net naar school.
Ik weet nog goed dat de hoofdmeester Artemink, samen met een buurman, ons klaslokaal binnen kwam.  Ik moest naast de bank gaan staan, waarna Artemink vertelde dat mijn broer Jan een held was. Ik vond het erg verwarrend. Ik wist helemaal niet wat een held was.
Er was een bericht gekomen dat mijn broer gesneuveld was en ik mocht naar huis gaan. Lopend ging ik naar onze boerderij waar ik mijn ouders huilend aantrof.
Dezelfde dag zijn mijn vader en broer Johan op de fiets vertrokken naar Harskamp, waar een familielid van ons woonde. Ze waren op zoek naar de plaats waar Jan begraven was, want ze wilden hem een waardige begrafenis geven.
Vader en Johan zijn drie dagen weggeweest maar kwamen vertwijfeld terug. Jan bleek overgeplaatst te zijn naar Harderwijk en was van daaruit met een groep soldaten onderweg geweest naar de Grebbeberg.

__________________

Tijdens de Duitse inval in mei 1940 kwamen nog zes andere uit Doetinchem afkomstige militairen om.
Enkele dagen later zijn mijn vader en Johan op aanwijzing van anderen naar Barneveld gefietst. Waar uiteindelijk iemand wist te vertellen waar Jan begraven was.
Mijn oom Henk Bloemers had als een van de eerste inwoners van Doetinchem een auto. Met die auto is Jans stoffelijk overschot opgehaald en overgebracht naar Doetinchem.
Mijn moeder heeft vaak gezegd “Als die jongen maar niet geleden heeft.”
Jaren later heb ik contact gehad met Dhr. Luchjenbroers uit Emmen. Hij maakte deel uit van de groep soldaten waartoe Jan behoorde. Volgens Luchjenbroers waren ze in een hinderlaag gelopen en was Jan door mitrailleurvuur omgekomen. Luchjenbroers heeft zijn eigen leven weten te redden door in een sloot te springen. Hij is gevangengenomen maar heeft de oorlog dus overleefd.
Enkele jaren na de oorlog liep er ineens een jonge vrouw op ons erf. Ze was in paniek/ verward en riep naar Jan. Mijn moeder dacht in eerste instantie dat ze mijn vader riep. Later hoorden we dat Jan bevriend was met haar of misschien een relatie met haar heeft gehad.