De inkrimping van het telefoonverkeer
Gedurende de gehele bezetting was het beleid van de Duitsers erop gericht om het openbare telefoonverkeer in Nederland in te krimpen. Een van de redenen was dat zij het materiaal dat op die manier beschikbaar kwam, konden afvoeren naar Duitsland om het daar te gebruiken. Een belangrijker reden was echter dat de Duitsers zich terdege bewust waren van het feit dat de telefoon tegen hen werd gebruikt. Op welke wijze en in welke mate dat gebeurde, wisten ze echter niet. Afsluiting van het volledige telefoonnet had die tegenwerking kunnen voorkomen. Die optie was echter uitgesloten, omdat de centrales, de installaties en de verbindingen voor de Duitsers onmisbaar waren voor hun eigen gebruik. Vandaar dat de inkrimping van het openbare telefoonverkeer stapsgewijs gebeurde. Daarin zijn drie belangrijke fases te onderscheiden.
eerste fase
De eerste fase duurde vanaf de Duitse inval tot begin september 1944 toen de geallieerden voet op Nederlandse bodem zetten. In die periode was lokaal en interlokaal telefoneren in het hele land mogelijk. Op last van het Duitse postbestuur waren vanaf 1941 echter uitsluitend nieuwe aansluitingen gerealiseerd die volgens Duitse maatstaven lebenswichtig waren. Daarnaast sloten de Duitsers veel abonnees in de kuststrook af omdat ze wilden voorkomen dat ze informatie over de kustverdediging door zouden geven.
In juli 1942 werden alle Nederlanders die in het bezit waren van een telefoon verplicht om een ariërverklaring in te vullen. Daaruit moest blijken of iemand al dan niet joods was. Joden raakten op die manier vanaf 1 augustus hun telefoonaansluiting kwijt, evenals degenen die weigerden het formulier terug te sturen.
In maart 1943 besloten de Duitsers dat uitsluitend abonnees een telefoonaansluiting mochten behouden wanneer het toestel kriegswichtig was. In november 1943 werd door PTT’ers in het telefoondistrict Breda een begin gemaakt met de afsluitingen die volgens de Duitsers niet voldeden aan dat criterium. In de zomer van 1944 waren er uiteindelijk op die manier nog maar weinig abonnees in Nederland over die konden beschikken over een telefoon. Bellen konden ze overigens al aanmerkelijk minder, want de meeste automatische verbindingen van het interlokale net waren al vanaf de eerste helft van 1944 verbroken.
tweede fase
De tweede fase was van begin september 1944 tot eind oktober 1944. In verband met de geallieerde opmars in het zuidelijk deel van Nederland blokkeerden de Duitsers in die periode alle openbare interlokale verbindingen. Ook verbraken ze de telefoonverbindingen tussen het zuiden van het land en het gebied boven de grote rivieren. De medewerkers van de Centrale Inlichtingen Dienst konden in het bezette deel nog wel gebruik maken van het dienstlijnennet van de PTT.
derde fase
De derde fase was van eind oktober/begin november 1944 tot aan de bevrijding in april/mei 1945. In die periode blokkeerden de Duitsers in het nog bezette noordelijk deel van Nederland de PTT-dienstverbindingen en stelden de sterkstroomvoeding naar vrijwel alle telefooncentrales buiten werking. Slechts de centrales die zij zelf nodig hadden voor hun oorlogsvoering bleven in gebruik. Dat betekende dat er alleen nog maar kon worden gebeld door middel van inductorverbindingen. Een systeem waarmee door middel van het draaien aan een hendel spanning kon worden opgewekt. Toch slaagde het verzet erin om ook in deze periode nog gebruik te blijven maken van de verbindingen van de afgesloten centrales.