De bedieningszaal van de PGEM-elektriciteitscentrale in Nijmegen



de telposten


Tijdens Operatie Market Garden kregen

de geallieerden te maken met een voor

hun onverwachte grote Duitse tegenstand.

Ze wilden dan ook maar al te graag weten

hoe groot die was en hoe die er uitzag.

Vandaar dat het verzet het verzoek kreeg

om de informatie daarover door te geven.


door Karel Berkhuysen

De telposten in de Achterhoek en de Liemers

Via de PGEM-telefoons (de dubbele lijnen op de plattegrond) in Megchelen (PGEM'er Cor Massop) Bredevoort (PGEM'er Karel Hengeveld), Doetinchem (PGEM'er Jan Griess) en (via een roeiboot over de IJssel) Velp (PGEM'er Bolkenbaas) belandden de gegevens in Arnhem (PGEM'er Hartman). Hij belde ze vervolgens door naar de Nijmeegse PGEM-elektriciteitscentrale.
Als op 18 september Eindhoven is bevrijd richt het hoofd van het Bureau Inlichtingen Jan Somer met een gedeelte van zijn staf in het Van Abbemuseum een kantoor in. De militaire berichten van de illegale zenders worden vanaf dat moment niet meer naar Londen verzonden, maar rechtstreeks naar Eindhoven. Van daaruit brengen militaire koeriers de informatie onmiddellijk naar de staf van het Tweede Britse leger in Brussel. Berichten voor de Canadezen worden doorgegeven aan de Canadese inlichtingendienst die zich eveneens in Eindhoven heeft gevestigd.
Leden van de groep Albrecht maken volop gebruik van de PGEM-telefoonlijn Ede-Wageningen-Randwijk-Nijmegen. Dat doen ze door het draaien van een geheim nummer. Op die manier hebben ze voortdurend contact met de geallieerden in Nijmegen. De Albrecht-leiding heeft vroegtijdig rekening gehouden met het gebruik van die telefoonlijn en er de keuze van de medewerkers in de omgeving op afgestemd.
Ook de informatie van andere verzetsgroepen in Noord-Nederland gaat via die lijn naar het zuiden.
Via het telefoonnetwerk vraagt generaal Demsey aan het verzet om het Duitse militaire verkeer te registreren. Op die manier hoopt hij een goed beeld te krijgen van de Duitse bewegingen, sterkte en posities. Evenals in de rest van Gelderland wordt in de Achterhoek en de Liemers daarom een netwerk opgezet. Op talrijke doorgangswegen en kruispunten worden bewoners en verzetsmensen gevraagd of zij het passerende Duitse militaire verkeer en manschappen willen tellen. De locaties waar dat gebeurt, noemen ze telposten.
Ook PGEM-ingenieur Sjors de Haan in Doetinchem krijgt de vraag of hij zijn medewerking wil verlenen. De Haan stemt toe en vraagt vervolgens monteur Karel Hengeveld in Bredevoort om dag en nacht te controleren hoeveel Duits materiaal er door Aalten en omgeving rijdt.
Op zijn beurt vraagt Hengeveld verzetsmensen in zijn omgeving. Onder meer Tinge en Van Beem zeggen hun medewerking toe en bemannen een van de posten rond Aalten.
Ook bij de molen van de familie Berntsen in Loerbeek is een telpost. Het is een ideale locatie, want de bijbehorende woning biedt een goed overzicht op de wegen van en naar Elten, Zeddam, Didam en Kilder. Onder meer Riek Berntsen heeft haar handen vol om vanuit de keuken de registratie van al het verkeer bij te houden. Vervolgens worden de gegevens in een giro-envelop gestopt. De afspraak wordt gemaakt dat de ene dag iemand uit Zeddam de envelop op komt halen om die in Didam bij de familie Schuurman weer af te leveren. De andere dag zal Clemens Berntsen via Zeddam fietsen om daar de telresultaten op te halen en ze vervolgens naar Schuurman brengen.
Ook bij de familie De Leeuw in Gendringen wordt geteld. De jongste zoon Gerrit neemt de gegevens vervolgens elke ochtend mee als hij naar het gymnasium in Doetinchem fietst waar hij leerling is. Het briefje geeft hij af bij de woning van Jan Houtsma.
Ook een Terborgse belastingambtenaar fietst elke ochtend langs Houtsma met de laatste gegevens alvorens hij aan het werk gaat op het Doetinchemse belastingkantoor.
Jan Hebing in Wijnbergen houdt eveneens dag en nacht nauwgezet de gegevens bij. Dat gebeurt ook op andere adressen in Doetinchem.
Tevens wordt er geteld in de Dorpsstraat in Laag-Keppel. Op enkele cruciale kruispunten waar geen woning staat, plaatsen verzetsmensen kippenhokken waarin ze zich verstoppen om op die manier het verkeer goed te kunnen bekijken.
De telposten zijn goed geïnformeerd. Ze kennen vrijwel alle aanduidingen, nummers en letters van de Duitse legeronderdelen die op de voertuigen staan vermeld. Houtsma heeft ze gekregen van de gedeserteerde Oostenrijker Hans Reichel d ie in de varkensschuur bij Berntsen zit ondergedoken.
De tellers houden precies bij tot welk wapen de eenheden behoren en in welke richting ze rijden. Voor de richting gebruiken ze hoofdletters: A is naar het front, B betekent van het front. Vervolgens worden de onderdelen Wehrmacht Heer, Wehrmacht Luftwaffe, Kriegsmarine, SS, Rode Kruis en dergelijke opgetekend door middel van kleine letters: a, b, c , enzovoort. Totaal zijn er zestien categorieën. Daarna worden de aantallen tanks, geschut, voertuigen en eventueel soort, inhoud en lettercombinaties genoteerd. Op die manier ontstaan er lijsten met bijvoorbeeld
A: a-400, d-25, e-10, f-5 en B: a-20, d-100, f-1053.
De gegevens worden in veel gevallen telefonisch doorgeven. Onder meer door PGEM'er Cor Massop. Via de PGEM-telefoon meldt hij de Duitse troepenbewegingen in Ulft en omgeving. Daaronder die van de SS-tankafdelingen in de bossen bij Engbergen in de buurt van Gendringen. De telposten in de omgeving van Aalten brengen de rapporten met hun bevindingen om de paar uur naar Karel Hengeveld in Bredevoort, die ze via de PGEM-lijn doorbelt aan Sjors de Haan in Doetinchem. Op zijn beurt geeft De Haan ze door naar Alex Hartman in Arnhem. Hartman zorgt vervolgens voor doorzending naar de geallieerden in Nijmegen.
In totaal zijn er 25 telposten in de Achterhoek en de Liemers. Gezamenlijk geven ze een actueel en goed beeld van de Duitse troepenbewegingen.
Wanneer een telpost opmerkt dat een aantal voertuigen vervolgens niet een van de daaropvolgende telposten passeert, gaan de verzetsmensen ervan uit dat de voertuigen zich in het tussenliggende gebied bevinden. Zij sturen dan mensen op pad om in de vermoedelijke omgeving poolshoogte te nemen. Op die manier ontdekken ze op verschillende plaatsen gecamoufleerde Duitse eenheden, waaronder diverse geschutsopstellingen.
Ook die gegevens worden, vergezeld van de locatie, genoteerd. De informatie gaat onder meer via Herman Ankoné naar Andreas Höpink in Giesbeek. Höpink zorgt ervoor dat deze berichten op de andere IJsseloever in Velp bij PGEM-monteur Willem Bolkenbaas belanden. Bolkenbaas belt ze daarna via het PGEM-net door naar Hartman in Arnhem.
Tijdens de vierde dag van Market Garden, woensdag 20 september, brengen evenals de voorafgaande dagen de Achterhoekse telposten hun rapporten naar de verzameladressen. De eerste gegevens worden via de PGEM-lijn ’s morgens al om kwart over zeven doorgebeld naar Sjors de Haan in Doetinchem. De Haan geeft de informatie op zijn beurt weer door aan Hartman die de gegevens vervolgens doorbelt naar de PGEM-centrale in Nijmegen.
Ook de posities van Duits geschut in de Liemers en de Achterhoek worden door het verzet via Hartman naar Nijmegen doorgegeven. Het gevolg is dat ook veel van die posities door Britse jabo’s worden gebombardeerd.
Dat de PGEM’ers vanuit Arnhem nog steeds zonder problemen met hun collega’s in de elektriciteitscentrale in Nijmegen kunnen bellen, betekent ook dat de Airborne-staf in Oosterbeek via de PTT-lijn Oosterbeek-Arnhem en de PGEM-lijn Arnhem-Nijmegen in contact kan komen met Browning en Horrocks. Zij hebben hun commandocentrum in de Nijmeegse PGEM-centrale gevestigd. Van daaruit hebben ze een goed uitzicht over de stad, de Waal en de spoor- en de verkeersbrug. Tevens beschikken ze over de prima telefoonverbindingen via het PGEM-net. Niet alleen ontvangen zij berichten van de strijd in Gelderland, maar door de verbindingen tussen de telefoonnetten van de PNEM en de PGEM ook van de gevechten in Brabant.

Uit het boek Verzet via het geheime telefoonnet,
hoofstuk 17 van Karel Berkhuysen