Op 23 maart 1945 vloog een Amerikaans vliegtuig over Doetinchem. Door een storing aan de bommenluiken was het niet gelukt om zijn bommen op een verkeersknooppunt bij het Duitse Schermbeck te droppen. Doetinchem werd het tweede doel. Op het moment dat een groep spitters over de brug fietste.
door Karel Berkhuysen
Vrijdag 23 maart 1945: rond Doetinchem zijn mannen druk bezig om loopgraven aan te leggen, want de Duitsers hebben zich voorgenomen de stad niet zondermeer prijs te geven. Uit alle delen van het land heeft de Organisation Todt ze opgepakt voor de gedwongen graafwerkzaamheden. Ook ten zuiden van de Oude IJssel wordt volop gegraven. En dat terwijl het voortdurend wemelt van de vliegtuigen. Constant dreigt er gevaar voor de spitters want de jabo’s schieten vaak op alles wat beweegt. Twee dagen eerder is zelfs een groot gedeelte van de binnenstad platgebombardeerd.
Als het vijf uur is, mogen ze stoppen met graven. Ze zijn moe van een hele dag spitten in de zware klei. Op dat moment barst in Duitsland de artillerie van de geallieerden op de zuidoever van de Rijn in volle hevigheid los. De noordoever wordt genadeloos beschoten. Ook Megchelen krijgt het zwaar te verduren. Britten en Canadezen maken zich op voor de oversteek. Operatie Plunder is begonnen.
Onder de spitters bevindt zich de 39-jarige verzekeringsagent Jan ter Harkel uit Eibergen. Hij is tijdens een razzia samen met een aantal plaatsgenoten opgepakt. Hij is getrouwd me de Oostenrijkse Stephanie Semrad. Hij is vader van drie kinderen en een vierde is op komst.
Ook de 59-jarige Pieter Mommers uit Den Haag maakt deel uit van de groep spitters, evenals Tony Izaks, Wim Smalen en Herman Stoverinck.
Het is bijna half zes als de mannen vanaf de Dichterseweg op hun fiets de hefbrug over de Oude IJssel naderen. De brug is met explosieven ondermijnd en wordt streng bewaakt door Duitse militairen.
Op hetzelfde moment nadert van de andere kant een paard en wagen. Op de bok zit een jongen. Als hij op de brug is, wil een Duitser hem laten stoppen. “Halt”, klinkt het. De jongen schrikt, temeer daar de Duitsers volop bezig zijn paarden en alles wat maar rijdt in beslag te nemen. De jongen spoort met een zweep zijn paard daarom aan en gaat ervandoor. De militair legt zijn geweer aan en schiet hem na. Witheet fietst Jan ter Harkel op de militair af. “Lafaard”, schreeuwt hij. “Als je wilt schieten, schiet dan maar op mij. Niet op kinderen!”
Verbluft laat de Duitser zijn geweer zakken en de jongen weet ongedeerd te ontkomen. Op dat moment verschijnen er vliegtuigen boven de stad. “Deckung suchen!”, schreeuwt een andere militair. De mannen springen op de fiets om in de loopgraaf op de noordoever dekking te zoeken. Als ze over de brug zijn, laten Wim Smalen en Tony Izaks hun fiets vallen en duiken in de loopgraaf. Herman Stoverinck zoekt dekking achter de loods van Sachtleven. Hij ziet hoe het vliegtuig zijn bommen laat vallen. Als een ervan op slechts enkele tientallen meters afstand van hem terechtkomt, vliegt hij door de luchtdruk een eind door de lucht. Als hij even later verdwaasd weer opkrabbelt, ziet hij Pieter Mommers en Jan ter Harkel bebloed op straat liggen. Beiden zijn dood. Jan ter Harkel heeft het fietsstuur nog in zijn hand. Een vlijmscherpe granaatscherf heeft het stuur doormidden gesneden.
Die nacht steken Britten en Canadezen bij Wesel de Rijn over. Op 1 april bereiken Canadese troepen Doetinchem: via Terborg en Gaanderen. De loopgraven in Wijnbergen hebben daardoor geen enkele rol gespeeld. Niet veel later is de hele Achterhoek bevrijd.
Maar bij Stephanie Semrad in Eibergen overheerst het verdriet. In september bevalt ze van haar vierde kind.
Het verdriet over de dood van haar man is zo groot dat een huisarts geen oorzaak kan vinden als ze in december 1947 op 35-jarige leeftijd overlijdt. De kinderen 14, 6, 4 en 2 jaar oud worden ondergebracht in pleeggezinnen en kindertehuizen. Dat ene moment, 23 maart 1945 's middags om half zes, zal hun hele leven bepalen.
Jan ter Harkel met zijn prille Oostenrijkse echtgenote Stephanie Semrad