Het is zaterdagmiddag 3 oktober 1942 als om vier uur de voordeurbel klinkt van de woning in de Ernst Casimirlaan 4a in Groningen. Grietje, de veertienjarige dochter van dominee Binne Roorda, doet de deur open. Op de stoep staat een vrouw met een jongentje. Het zijn Aletta van Dam-Philips en haar zesjarige zoon Jacob. De vrouw vraagt naar meneer Roorda. Als Grietje zegt dat hij niet thuis is, vraagt ze of ze binnen mag komen om op hem te wachten.
Grietje is een van de vijf kinderen van Binne Roorda. Ze heeft twee zussen, Foekje en Ytje, en twee broers: Gerrit en Philip. Hun moeder Pietje is na de laatste bevalling aan kraamvrouwenkoorts overleden. Daarna is Maaike de Zoete als huishoudster bij hun komen wonen. De kinderen noemen haar Juf.

Foekje, Gerrit, Binne , Ytje, Philip en Grietje (vlnr)
Alletta is getrouwd met Aalje. Zij hebben enige tijd geleden te horen gekregen dat wanneer ze snel onder zouden moeten duiken, ze zich konden melden bij dominee Roorda.
Als Binne Roorda na enige tijd thuiskomt, schrikt hij als hij Aletta en haar zoontje ziet. Hij realiseert zich onmiddelijk waar het om gaat.

Binne Roorda
’s Avonds belt ook Aalje aan. Hij heeft hun zoon Benjamin van twaalf bij zich. Ze hebben tijdens de wandeling naar de woning hun gele sterren afgedaan. Binne zegt dat ze met het hele gezin kunnen blijven.
Oma Doet
Een jaar eerder, op 8 oktober, was in Doetinchem de eerste razzia geweest. Talloze joodse inwoners werden opgepakt, maar velen wisten de dans te ontspringen omdat ze onderdoken of tijdig waren gewaarschuwd.

Johan Philps