“Gauw Griess. Alarm!”, krijgt hij te horen als hij opneemt.
Hij beseft onmiddellijk wat dat betekent. Hij kleedt zich vlug aan en spoedt zich op zijn fiets naar het PGEM-kantoor in het centrum.
Als hij daar aankomt, vertelt een Nederlandse soldaat dat hij de bediening van de telefooncentrale van hem over moet nemen. Daarna springt de militair met een aantal andere manschappen in een legertruck die onmiddellijk vertrekt.
Dan naderen via de Terborgseweg de eerste Duitse voertuigen Doetinchem. Ze rijden de Hamburgerstraat in en via de Markt en de Omdraai komen ze in de Grutstraat. Terwijl Griess daar op de eerste verdieping van het PGEM-kantoor druk is met de verwerking van de vele telefoongesprekken trekt een lange Duitse stoet van voertuigen en door paarden voortgetrokken karren onder hem voorbij. De karren zijn versierd met paarse seringen en bemand door zingende soldaten.
Jan Griess op de telefooncentrale van het
PGEM-kantoor in de Grutstraat
Via de Keppelseweg komen ze in Langerak. Daar houdt de stoet halt omdat de weg versperd is met omgevallen bomen. Het oponthoud is echter slechts van korte duur.
Rond zeven uur naderen ze Doesburg. Ze worden onmiddellijk met mitrailleurs onder vuur genomen door de Nederlandse militairen in de kazematten op de westelijke IJsseloever. Desondanks slagen de Duitsers er in via de binnenstad op te rukken naar de opgeblazen schipbrug. Van daaruit nemen ze de bunkers onder vuur. Dat gebeurt zo heftig dat na enige tijd de stellingen één voor één een witte vlag uitsteken en zich overgeven.
Met een uit Duitsland meegenomern brugdeel wordt de Schipbrug hersteld. Daarna steekt de stoet de IJssel over. Eenmaal aan de overkant slaan ze onmiddellijk linksaf en via westelijke oever vervolgen ze hun weg naar Arnhem.
Daarna wacht hen de tweede belangrijke verdedigingslinie: de Grebbelinie bij Wageningen. Daar zijn relatief veel dienstplichtigen uit de Achterhoek en de Liemers belast met de verdediging.
Tijdens de gevechten die daar volgen, biedt de Nederlandse verdediging hardnekkig tegenstand. Pas in de nacht van 12 mei weet een SS-voorhoede door de voorste verdedigingslinie te breken.
De Nederlandse militairen zijn echter nauwelijks getraind en slecht bewapend. Ze hebben dan ook geen schijn van kans tegen de oppermachtige Duitsers. Duitse vliegtuigen zorgen er daarnaast voor dat de waterlinies nutteloos blijken. Ze schakelen de Nederlandse luchtmacht dan ook in één dag uit.
Vier dagen na de inval bomardeert diezelfde Luftwaffe Rotterdam. Een reden voor Nederland om te capituleren. De volgende dag wordt het capitulatieverdrag ondertekend.