De Duitse inval


door Karel Berkhuysen
Op vrijdag 10 mei rond half vier, vallen Duitse troepen op vele plaatsen Nederland binnen.
Bij grensovergang Elten-Babberich rennen Duitse militairen uit de kelder van het Duitse douanekantoor waar ze de hele nacht hebben gewacht op het sein. Als zij bij het iets verderop gelegen Nederlandse douanekantoor aankomen, schrikt een douanier wakker en trekt de gordijnen open. Als hij de Duitsers ziet, grijpt hij onmiddellijk de telefoon. Maar nog tijdens het draaien van een nummer slaat een Duitse onderofficier met de kolf van zijn geweer een raam in en vernielt vervolgens met hetzelfde geweer het toestel.
Toch wordt even later vanuit Babberich melding gemaakt van de inval. Dat gebeurt via een legertoestel dat op het PGEM-telefoonnet is aangesloten. Via de lijn, die in verbinding staat met Arnhem, worden vervolgens alle voertuigen en eenheden doorgegeven die daar de grens passeren.
Iets verderop, aan de andere kant van de Montferlandse heuvels worden in ‘s-Heerenberg het postkantoor, de marechausseekazerne en het douanekantoor omsingeld door Duitse militairen. Enkelen stormen de gebouwen binnen om ook daar de telefoonverbindingen onklaar te maken. Op het douanekantoor slagen Nederlandse militairen en douaneambtenaren er echter nog in om berichten over de aanval door te bellen voordat de telefoontoestellen worden vernield.
In de marechausseekazerne in Ulft bevindt zich de kort ervoor verplaatste telefooncentrale van het postkantoor in Gendringen. Via die centrale en de eigen telefooncentrale komen er talloze berichten binnen over de inval. Onder meer uit Megchelen, Gendringen en Azewijn. Een wachtmeester belt de gegevens door naar Doetinchem, Doesburg en Arnhem. Als dat is gebeurd, hakt een collega met een bijl het telefoontoestel in stukken.
In een woning aan de rand van ’s Heerenberg schrikt PGEM-monteur Herman van Utrecht wakker van mitrailleurvuur en kanongebulder. Hij beseft onmiddellijk wat er aan de hand is. Hij snelt naar de PGEM-telefoon en draait het nummer van zijn Zeddamse collega Bart Timmermans die in zijn woning eveneens over een PGEM-telefoon beschikt.
“Bart, de moffen komen er aan!”, roept Van Utrecht opgewonden.Timmermans is in één keer klaarwakker.
“Ik geef het door aan Doetinchem”, laat hij weten.

Nederlandse militairen op de PGEM-telefooncentrale
in de Grutstraat


De militair op de Doetinchemse PGEM-telefooncentrale schrikt als hij het bericht te horen krijgt. Zo vlug als hij kan, belt hij de onheilstijding verder door. Onder meer naar de groep militairen bij de hefbrug over de Oude IJssel op enkele honderden meters afstand. Ook licht hij de manschappen bij het transformatorhuisje bij de Doesburgse bruggen in.
De rust die daar heerst, is onmiddellijk verdwenen: commando’s klinken over de uiterwaarden en militairen rennen door de loopgraven. Ze nemen hun posities in en laden hun wapens door. In de bunkers worden de mitrailleurs op de oostelijke IJsseloever gericht. De brugcommandant van de schipbrug en de nabijgelegen Driekoningenbrug waarschuwt de omwonenden met de mededeling dat de beide bruggen zullen worden opgeblazen.


In Doetinchem brengen Nederlandse militairen de explosieven onder de brug over de Oude IJssel tot ontploffing. Met een daverende knal vliegen metalen delen ervan allerlei kanten op, veelal dwars door daken en ramen van huizen en winkels van het nabijgelegen centrum. De Doesburgse kapitein Willem Voltelen slaagt er niet in om op tijd dekking te zoeken. Hij wordt, ondanks zijn helm, dodelijk getroffen aan zijn hoofd.
Ook de schipbrug in Doesburg wordt opgeblazen. Een gedeelte zinkt vervolgens naar de bodem van de IJssel.
Terwijl vliegtuigen van de Luftwaffe talrijke doelen bombarderen en parachutisten boven strategische posities in het westen van het land droppen, ondervindt de Duitse Wehrmacht in de Achterhoek slechts hier en daar verzet.
De zwak bewapende Nederlandse grensbataljons worden overlopen. Veel detachementen geven zich over zonder een schot te lossen. De opzet van het Nederlandse leger is er dan ook vooral op gericht om daar door het het opwerpen van barrières de Duitse opmars zoveel mogelijk te vertragen tot aan de IJssellinie. Er worden daarom onder meer explosieven rondom bomen tot ontploffing gebracht zodat ze over de weg vallen. Zodoende hopen de Nederlandse militairen voldoende tijd te creëren om zich terug te trekken achter de IJssel.

Een door het Nederlandse leger vernietigde boom
bij de Hummelose Draai (Jan Massink,
Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers)


Veel Achterhoekers worden wakker door het motorgeronk van de overvliegende vliegtuigen. Anderen schrikken op door de hevige knallen als gevolg van het opblazen van bruggen. Daaronder alle verbindingen over de Oude IJssel en de IJssel. Ook een groot aantal bruggen elders in de provincie wordt vernietigd, zoals bij Arnhem, Nijmegen en Rhenen.
In Doetinchem zijn door het opblazen van de brug veel inwoners wakker geschrokken. Dat geldt niet voor PGEM-telefoonmonteur Jan Griess. Hij woont aan de Terborgseweg, een eindje buiten het centrum. Hij en zijn vrouw Mien worden pas wakker als de PGEM-telefoon naast hun bed rinkelt.

De vernietigde hefbrug over de Oud IJssel (Jan Massink, Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers)


“Gauw Griess. Alarm!”, krijgt hij te horen als hij opneemt.
Hij beseft onmiddellijk wat dat betekent. Hij kleedt zich vlug aan en spoedt zich op zijn fiets naar het PGEM-kantoor in het centrum.
Als hij daar aankomt, vertelt een Nederlandse soldaat dat hij de bediening van de telefooncentrale van hem over moet nemen. Daarna springt de militair met een aantal andere manschappen in een legertruck die onmiddellijk vertrekt.
Dan naderen via de Terborgseweg de eerste Duitse voertuigen Doetinchem. Ze rijden de Hamburgerstraat in en via de Markt en de Omdraai komen ze in de Grutstraat. Terwijl Griess daar op de eerste verdieping van het PGEM-kantoor druk is met de verwerking van de vele telefoongesprekken trekt een lange Duitse stoet van voertuigen en door paarden voortgetrokken karren onder hem voorbij. De karren zijn versierd met paarse seringen en bemand door zingende soldaten.

Jan Griess op de telefooncentrale van het
PGEM-kantoor in de Grutstraat


Via de Keppelseweg komen ze in Langerak. Daar houdt de stoet halt omdat de weg versperd is met omgevallen bomen. Het oponthoud is echter slechts van korte duur.
Rond zeven uur naderen ze Doesburg. Ze worden onmiddellijk met mitrailleurs onder vuur genomen door de Nederlandse militairen in de kazematten op de westelijke IJsseloever. Desondanks slagen de Duitsers er in via de binnenstad op te rukken naar de opgeblazen schipbrug. Van daaruit nemen ze de bunkers onder vuur. Dat gebeurt zo heftig dat na enige tijd de stellingen één voor één een witte vlag uitsteken en zich overgeven.
Met een uit Duitsland meegenomern brugdeel wordt de Schipbrug hersteld. Daarna steekt de stoet de IJssel over. Eenmaal aan de overkant slaan ze onmiddellijk linksaf en via westelijke oever vervolgen ze hun weg naar Arnhem.
Daarna wacht hen de tweede belangrijke verdedigingslinie: de Grebbelinie bij Wageningen. Daar zijn relatief veel dienstplichtigen uit de Achterhoek en de Liemers belast met de verdediging.
Tijdens de gevechten die daar volgen, biedt de Nederlandse verdediging hardnekkig tegenstand. Pas in de nacht van 12 mei weet een SS-voorhoede door de voorste verdedigingslinie te breken.
De Nederlandse militairen zijn echter nauwelijks getraind en slecht bewapend. Ze hebben dan ook geen schijn van kans tegen de oppermachtige Duitsers. Duitse vliegtuigen zorgen er daarnaast voor dat de waterlinies nutteloos blijken. Ze schakelen de Nederlandse luchtmacht dan ook in één dag uit.
Vier dagen na de inval bomardeert diezelfde Luftwaffe Rotterdam. Een reden voor Nederland om te capituleren. De volgende dag wordt het capitulatieverdrag ondertekend.