Zo ontsnapten de opa’s van Lodewijk en Wouter uit de trein naar Neuengamme: ‘Dit is echt wel een heftige tocht geweest’
DOETINCHEM - Op de dag af 75 jaar na de spectaculaire ontsnapping van Edzard Bosch van Rosenthal en William van den Wall Bake uit het laatste Nazi-gevangentransport van Doetinchem naar concentratiekamp Neuengamme, treden kleinzoons Lodewijk en Wouter voor het eerst in de voetsporen van hun opa’s. Aan de hand van dagboekfragmenten.
De Gelderlander, Gerco Mons 3 feb. 2020
‘Het bleek, dat de lichtste gevallen op “de Kruisberg” zouden blijven en alle zwaardere, of wat daarvoor terecht of ten onrechte werd gehouden, verenigd waren om op transport te worden gesteld.
Wij schenen met 94 man te zijn; de leeftijden varieerden tussen 16 en 75 jaar. Het geheel werd belachelijk streng bewaakt: het was werkelijk een mooie vertoning. Wij trokken zo naar het station Doetinchem, ongeveer 3 kwartier, natuurlijk onder veel bekijks.
Aan het station stonden 3 goederenwagens voor ons en een personenwagen voor de bewakers klaar. Wij werden ingeladen, maar de deuren bleven open en o wonder, langzamerhand werd allerlei publiek voor de wagens toegelaten en de gevangenen toegestaan met hun verwanten en bekenden te spreken en pakjes eten in ontvangst te nemen.
Tegen donker gingen de mensen weg en de deuren dicht. De tijd werd gekort met het zingen van Vaderlandse liederen en ook Psalmen en Gezangen en verder met praten over wat men beleefd had en speculeren over wat men nog beleven zou.
Het gerucht was dat onze bestemming Hamburg zou zijn, een lange reis en wat stond ons aldaar te wachten? In ieder geval waarschijnlijk slecht eten en veel werken.’
Gevangenispoort
Kleinzonen Wouter van den Wall Bake en Lodewijk Bosch van Rosenthal staan 75 jaar later voor de gevangenispoort van de Kruisberg in Doetinchem. Hier werden in het laatste jaar van de oorlog honderden verzetsmensen en verdachten van verzetswerk opgesloten door de Duitse bezetters.
,,Ik ben hier nog nooit geweest. Raar eigenlijk, dat ik hier nu na al die jaren sta”, merkt Van den Wall Bake op. Bosch van Rosenthal knikt. ,,Ik ben hier wel geweest voor mijn werk, maar nooit echt gerealiseerd dat mijn opa hier maanden gevangen heeft gezeten.”
De Kruisberg is sinds een jaar of tien niet meer in gebruik als gevangenis. Vanwege 75 jaar bevrijding zijn echter twee cellen zo veel mogelijk terug gebracht in oude staat. Om bezoekers te laten kennis maken met de ellende van toen.
Bij de deur wacht Karel Berkhuysen, kenner van het oorlogsverleden van Doetinchem, en de Kruisberg. ,,Hier hebben jullie opa’s gevangen gezeten. Misschien niet in deze cel, maar wel vergelijkbaar. Met vier tot zes mensen tegelijk.”
Verwonderd
De kleinzonen kijken verwonderd rond. Een houten bed, een stoel en een tonnetje als toilet. Zes à zeven vierkante meter. Veel meer is er niet.
,,De oudste celmaat mocht in bed slapen. De rest lag op de grond. Het was er koud, niet zoals nu met verwarming, en vochtig. De druppels hingen aan het plafond. Dat zie je niet meer. Het is mooi afgewerkt. Maar de ramen zijn nog wel hetzelfde”, vertelt Berkhuysen.
,,Ik begreep uit het verhaal van mijn opa dat de mensen hier redelijk werden behandeld. Klopt dat”, vraagt Bosch van Rosenthal. Berkhuysen schudt zijn hoofd. ,,De meeste gevangenen hadden het echt zwaar. Er werden ook zeker klappen uitgedeeld, ook is er gemarteld. Misschien dat jullie opa’s daar niet over geschreven hebben, om jullie familie te beschermen. Ik begreep van jullie dat beide mannen van adel waren, daar hadden de Duitsers vaak wel weer respect voor. Ik weet het niet.”
De kleinzonen willen graag weten waarom juist hun grootvaders op transport zijn gezet. Het antwoord moet de kenner schuldig blijven. ,,De papieren zijn vernietigd. We weten het niet. Het is niet zo dat de onschuldigen of zwakken hier bleven. Sterker nog, een maand later zijn andere gevangenen vanuit de Kruisberg bij Varsseveld en op de Hoge Veluwe gefusilleerd.”
Einsteigen!
‘Op enkele stations werd gestopt, vermoedelijk Terborg, Ulft, Varsseveld en Aalten; men hoorde dan onmiddellijk de bewakers om de wagens lopen tot het commando “einsteigen”, waarna het treintje vertrok.
Direct na het vertrek uit Winterswijk kwam plotseling Jaap bij mij met de verrassende mededeling, dat er achter in de wagen een luik was waar gemakkelijk iemand doorheen kon kruipen en er op die manier al verscheidene gevangenen uit de trein gesprongen waren. “Of wij mede deden?” Wat een vraag als er werkelijk kans bestond.
Eindelijk bij de halte Beltrum - Zieuwent, reed de trein langzamer, steeds minderde de snelheid en steeds meer begon men achter mij te dringen, dat het tijd werd dat Jaap de sprong waagde. Eindelijk sprong hij, blijkbaar niets te laat want hij klapte meteen tegen de grond en op zijn gezicht, maar tegelijk stond hij ook weer op.
Toen ik er uit, ook zonder jas; het viel mee, ik was spoedig op de buffers en kon meteen springen, want de snelheid was inmiddels nog verminderd. Het was intussen door de heldere maan zo licht, dat ik mij direct achter een bosje dood gras liet vallen uit angst gezien te worden. De trein was nl. geheel stil gaan staan, zodat ik niet anders dacht of de bewaking zou uitstappen en om de trein gaan lopen.
Ik durfde mij niet te verroeren, want de trein was geen 100 m. van mij weg. Toen mij dan ook een gedaante naderde, dacht ik dat men mij inderdaad gezien had en mijn laatste uur geslagen was; wie schetst mijn verbazing toen die gedaante Bake bleek te zijn, die bijna op het moment van stilstand zich had laten zakken.
Wij lagen doodstil achter het plukje gras, ieder ogenblik verwachtende de bewakers te zien uitstappen; het duurde seconden, minuten, niets bewoog zich. Eindelijk zagen wij het rode achterlicht van de trein bewegen.
Wij waren vrij!’