Walter Edward Brown


Private
The Calgary Highlanders, R.C.I.C.
M-1401



door Sigrid Norde
Stichting faces to Graves


Walter Edward Brown, door zijn vrienden Bud genoemd, wordt op 9 januari 1925 geboren op een boerderij in Lashburn, Saskatchewan, Canada. Lashburn is een dorp, opgericht in 1905 na het aanleggen van een spoorlijn. Het dorp werd na de eerste wereldoorlog populair bij immigranten uit Groot Brittannië en andere delen van Europa.
Zijn ouders, William George en Emma Beatrice hebben na hun huwelijk in 1910 zeven kinderen gekregen. Walter Edward heeft drie broers; James (Jim), George en John (Jack). En drie zussen; Beatrice Ruth, Emma Bernice en Sarah Gene.
Walter Edward bezoekt de United Church.
Onderwijs volgt Walter Edward tot ‘Grade 6’ in Regina. Hij is 13 jaar wanneer hij het onderwijs verlaat.
Voordat hij zich aanmeldt bij het leger werkt Walter Edward twee jaar bij de Canadian National Railways, Bridge & Building in Edmonton, Alberta als assistent-werktuigbouwkundige.
Op dinsdag 21 maart 1944, op 19-jarige leeftijd, meldt Walter Edward zich aan bij het Canadese leger. Hij is dan woonachtig in Edmonton en alleenstaand. Zijn aanmelding vindt plaats in Calgary, Alberta. Zijn werkgever, C.N.R., heeft aangegeven dat hij na de oorlog mag terugkeren op zijn werkplek.
Walter Edward is tijdens zijn keuring een gezonde, blonde man met blauwe ogen, hij is 1,95 meter lang en weegt ruim 90 kilo. Hij moet een imposante verschijning geweest zijn. Hij heeft drie keer in zijn leven zijn sleutelbeen gebroken. In 1941 heeft een arts hem verteld dat hij een zwak hart heeft, tijdens de keuring vinden ze hier geen bewijs voor. Hij krijgt de benodigde inentingen en wordt als private ingedeeld bij de algemene versterkingseenheid in Calgary.
Tot zijn oversteek naar Europa volgt hij verschillende trainingen in Camrose en Calgary. In Camrose wordt hij door zijn luitenant omschreven als een grote sterke man met goede zin en potentie in leiderschap, zelfverzekerd, leergierig en goed in het opvolgen van instructies.
Echter op 14 april 1944, twee dagen na zijn eerste examen, wordt Walter Edward opgenomen in Belcher Hospital, een militair ziekenhuis in Calgary. Wat er aan de hand is is niet duidelijk, maar op 9 mei wordt hij overgeplaatst naar Harrison Hot Spring, een sanatorium. Op 7 juli hervat hij zijn militaire training in de Prince of Wales Armoury in Edmonton. Daar verblijft hij één maand. Op 12 augustus wordt hij overgeplaatst naar een trainingscentrum in Calgary. Op 21 september krijgt hij opslag op zijn dagelijkse loon, 10 cent. Hij verdient dan $1,50 per dag. Op 10 oktober mag Walter Edward met verlof. Zoals alle jongens die op het punt staan naar Europa te worden verscheept, is dat een tijd voor bezoek aan familie en vrienden. Na nog twee maanden training in Debert, Nova Scotia, is het zover. De kerstdagen van 1944 brengt hij door aan boord van een schip dat hem naar Engeland zal brengen.
Maandag 1 januari 1945 stapt Walter Edward van boord in Engeland alwaar hij nog een korte training volgt en zijn twintigste verjaardag viert. Per vliegtuig bereikt hij op 15 februari 1945 het vasteland van Europa en wordt op 3 maart ingedeeld bij het regiment van de Calgary Highlanders.


De Calgary Highlanders zijn op dat moment nog verwikkeld in de Slag om het Reichswald, onderdeel van Operatie Veritable. In de koude, modderige en ondergelopen loopgraven van het Reichswald staat Walter Edward voor het eerst van zijn leven tegenover een Duitse legermacht.
Na hevige gevechten is het eind maart eindelijk mogelijk de Rijn over te steken en kan een enorme troepenmacht beginnen aan de bevrijding van Oost- en Noord-Nederland. De Canadezen trekken via Ulft, Terborg en Gaanderen op richting Doetinchem.
Op zondag 1 april 1945, het is Eerste Paasdag, bereiken Canadese troepen via de Terborgseweg Doetinchem. Ze worden aan de oostelijke stadsrand opgewacht door mensen van het verzet. Na een kort overleg rukken de Canadezen op naar het centrum, terwijl een grote troepenmacht om de stad trekt.
In en rond de binnenstad ontbrandt vervolgens een heftige strijd. De Duitsers hebben de wegen geblokkeerd met tramwagons, volgegoten met beton. De Canadezen zetten onder andere vlammenwerpers in om de Duitsers uit te schakelen. Tientallen Duitsers vinden daarbij de dood en vele panden branden af. Ook sneuvelen elf Canadezen.
Pas de volgende middag, maandag 2 april Tweede Paasdag, is Doetinchem bevrijd.
Eén van de elf omgekomen Canadezen is Walter Edward Brown. Nog geen maand na zijn aankomst aan het front sneuvelt hij op 20-jarige leeftijd in Doetinchem. In het boek “Battalion of Heroes” (David J. Bercuson, 1994) wordt zeer waarschijnlijk zijn dood in Doetinchem beschreven. In de tekst wordt gesproken over Walter B. Brown, maar aangezien Walter Edward Brown zijn tijdelijk graf in Doetinchem had en er geen Walter B. Brown staat geregistreerd als gesneuveld tijdens de Tweede Wereldoorlog, is het zeer aannemelijk dat hier gesproken wordt over Walter Edward. Het verhaal wordt verteld door zijn peloton leider H.J.E. MacDonald.
H.J.E MacDonald stond voor een huis een grap te vertellen toen Duitse granaten insloegen: “We stonden nog te lachen toen de eerste inslag kwam, een paar meter verderop…. Ik stond op toen “Blackie” Rubel en nog een andere jongen en twee (Nederlandse) meisjes naar binnen kwamen rennen door de deur en hun toevlucht zochten tot de kelder. Toen ze de keldertrap afrenden sloeg er nog een granaat in bij het kelderraam, steen en beton vlogen in het rond door het raam. De meisjes raakten in paniek en probeerden weer de trap op te komen. Nog voordat we hen terug konden trekken werd het gebouw bestookt met granaten, de hele ruimte vulde zich met stof en rook. Ik voelde een branderig gevoel in mijn linker heup en bovenbeen en ik werd de trap afgesmeten…(Joe) Segal probeerde een matras voor één van de kelderramen te duwen om de ontploffingen en de brokstukken tegen te houden. Boquist kwam hem helpen en het lukte hen het kelderraam te blokkeren. Salvo na salvo raakte het huis. Maar dan, opeens, stopt het. Ik was wat verdoofd, maar ik kon staan en lopen. Iedereen in de kelder leek oké. Ik kroop over de keldertrap omhoog en daar zag ik mijn vriend “Brownie” (Private Walter B. Brown), plat op zijn rug, dood.”



Walter Edward krijgt een tijdelijk graf naast de school Oosseld aan de Dennenweg in Doetinchem.

De tijdelijke graven bij school Oosseld


Hij wordt herbegraven in Groesbeek, plot XIX.D.3. Hij heeft dan in totaal 378 dagen gediend in het Canadese leger.
Walter Edward Brown ontving de volgende onderscheidingen:
- 1939 -45 Star
- France & Germany Star
- War Medal
- Canadian Volunteer Service Medal & Clasp

Levensverhaal: Sigrid Norde,
Research Team Faces To Graves




Bronvermelding
- Commonwealth War Graves Commission
Library and Archives Canada
- David J. Bercuson, Battalion of Heroes – The Calgary Highlanders in World War II, The Calgary Highlanders Regimental Foundation, 1994
http://www.calgaryhighlanders.com/history/highlanders/1939-45/dcompany.htm
http://www.connect2edmonton.ca/showthread.php?34584-Vintage-Railway-Shots&s=901586e7f3e6b9795547d6c23a2dc78d
https://mijngelderland.nl/inhoud/canons/doetinchem/doetinchem-in-de-tweede-wereldoorlog
https://www.hummelo.nl/geschiedenis-hummelo/tweede-wereldoorlog/547-de-bevrijding-van-hummelo-2-april-1945.html
http://www.hanshendriksen.net/
http://www.veterans.gc.ca/eng/remembrance/memorials/canadian-virtual-war-memorial/detail/2662789




english

Walter Edward Brownknown as Bud to his friends, was born 9 January,1925 on a farm in Lashburn, Saskatchewan, Canada. The village Lashburne was established in 1905 after a railway line had been built. When WWI ended, it became popular with immigrants from Great Britain and other countries in Europe.
His parents, William George and Emma Beatrice had seven children after their marriage in 1910. Walter Edward had three brothers, James (Jim), George and John (Jack). His three sisters were Beatrice Ruth, Emma Bernice and Sarah Gene. The family attended the United church.
Walter Edward went to school in Regina, reached grade 6 and left school at the age of 13.
Before he joined the army, he worked for two years with the Canadian National Railways, bridge and building, in Edmonton, Alberta as an assistant construction engineer.
On Tuesday, 21 March,1944, at the age of 19, he enlisted in the Canadian army in Calgary, Alberta, At that point he had been living on his own in Edmonton. His employer,(CNR), had indicated that he could return to his old job after the war ended.
During his medical examination, Walter Edward was described as a healthy, blond man with blue eyes, 1.95m. tall and weighing 90 kilos. A man of imposing appearance. He had broken his collarbone three times. In 1941, he had been told that he had a weak heart but no evidence was found of this in the present examination. He received the necessary inoculations and was placed with the general reinforcement unit in Calgary as a private.
Before his transfer to Europe, he followed various training courses in Camrose and Calgary. His lieutenant in Camrose reported that he was a big strong man with good sense and potential leadership qualities, keen to learn and good at following instructions.
However, on 14 April, 1944, two days after his first examination, Walter Edward was admitted to the Belcher military hospital in Calgary. It was not clear what the problem was but on 9 May he was transferred to a sanatorium in Harrison Hot Springs. He resumed his army training 7 July in the Prince of Wales Armoury in Edmonton, staying there for a month. He was then transferred on 12 August to a training centre in Calgary.. His daily pay was increased by ten cents, 21 September, making his pay $1.50 a day.
On 10 October Walter Edward was given leave like all the other soldiers about to be sent to Europe. This was a time for visiting family and friends. After two more months of training in Debert, Nova Scotia, he spent the Christmas days of 1944 on board the ship that was to bring him to England. He disembarked 1 January, 1945 and was given another short training and also celebrated his twentieth birthday. He flew to the European mainland 15 February and on 3 March joined the Calgary Highlanders regiment.
The regiment was at this time involved in the Battle of the Reichswald in Germany, part of Operation Veritable which had begun 8 February, 1945. In the cold, muddy and flooded trenches of the forest Walter Edward was facing a German army unit for the first time in his life.
After heavy fighting, it was finally possible at the end of March to cross the Rhine and enormous forces could begin to liberate the eastern and northern part of the Netherlands. The Canadians moved via Ulft, Terborg and Gaanderen in the direction of Doetinchem.
On Easter Sunday, 1 April the Canadian troops reached Doetinchem via the Terborgseweg. Members of the resistance were waiting for them on the eastern side of the town. After a short discussion, they continued towards the centre while at the same time other troups surrounded the town. There was heavy fighting going on in and around the centre. The Germans had blocked the roads with trams filled with concrete. The Canadians used flame throwers among other things to disable the enemy. Dozens of Germans were killed and many buildings burned out. Eleven Canadians were also killed. Not until the following afternoon, Easter Monday, 2 April, was Doetinchem liberated.
One of the eleven men killed was Walter Edward Brown. Not a month after his arrival at the front, at the age of twenty, he died in the streets of Doetinchem. In the book “Battalion of Heroes” (David J. Bercuson, 1994) it was probably the circumstances of his death in Doetinchem that was described. In the text, the name Walter B. Brown was used, but since Walter Edward Brown was temporarily buried in Doetinchem and no Walter B. Brown was registered as killed in WWII, it is plausible to suppose that Walter Edward is referred to here. The story was told by his platoon leader, H.J.E. MacDonald.
“H.J.E. MacDonald was standing in front of a house telling a joke when German shells began to range in:
"We were still laughing when the first burst a few yards away.... I stood up just as 'Blackie' Rubel and another lad and two (Dutch) girls came dashing through the door and down the basement stairs to safety. As they started down, another shell burst right outside one of the basement windows, flinging fragments of gravel and concrete, along with blast, through the window. This panicked the girls and they tried to struggle back upstairs. Before we good force them back again, a devil's tattoo of shell crashes rocked the building, filling the place with dust and fumes. I felt a hot numbing burn in my left hip and upper leg and in a trice was flung down the stairs... (Joe) Segal, who had been manning one of the basement windows was trying to cram a mattress into it to stop the blast and fragments. Boquist jumped to help him and they got it blocked off. Salvo after salvo rocked the house. Then, suddenly as it began, it quit. I was a bit numb but could stand and walk. Everyone else in the basement seemed to be OK. So I crawled up the stairs and there was my friend 'Brownie' (Private Walter B. Brown) flat on his back, dead."
Walter Edward was temporarily buried next to the Oosseld school at the Dennenweg in Doetinchem.
He was later reburied in the Canadian Military Cemetery, Groesbeek, Plot XIX. D. 3. He had served a total of 378 days in the Canadian Army.

He received the following awards for his service:
- 1939 – 45 Star
- France & Germany Star
- War Medal
- Canadian Volunteer Service Medal & Clasp



Life story by: Sigrid Norde,
Research Team Faces To Graves