Jacoba van der Kun


Jacoba van der Kun maakte deel uit van een Zutphense verzetsgroep. Op 28 december 1944 werd ze gearresteerd. Vervolgens werd ze opgesloten in de SD-gevangenis De Kruisberg. Daar hield ze in het geheim een dagboek bij.


GEVANGENIS-DAGBOEK

Doetinchem-Westerbork-Visvliet


door


JACOBA VAN DER KUN



AFSCHRIFT
van het oorspronkelijke manuscript, in de cel geschreven.


Door begrijpelijke omstandigheden heb ik over sommige onderwerpen weinig of niet kunnen uitweiden
b.v. over de houding van een Wachtmeisterin en enkele Landwachten tegenover ons, aangezien die houding
van Duits standpunt uit gezien, zeer strafbaar was. Zij gaven ons clandestien boeken en bijvoeding
met het risico, zelf gevangenisstraf te krijgen.
(Passages die in het oorspronkelijke boekje wegens gevaar niet voorkomen,
maar na haar vrijlating door Jacoba van der Kun zijn toegevoegd, SDH)


22 mei 1945


Aan: Margo, Fenny, Berth en Totje.




Donderdag 28 December '44
Spiegelgladde dag. Ik heb een voorgevoel en ga ondanks die gladheid toch naar de kerk. Om half 9 aan 't ontbijt. Een stel moffen doorzochten het hele huis en één neemt mij mee naar mijn kamer. Daar mijn spullen doorzocht en die van Hans. Ten slotte moet ik mee. Hij neemt mijn tas met portefeuille mee, waarin één minder prettig papiertje. In de gang wordt Jan nog even in 't nauw gedreven, maar gelukkig gaat 't goed. Hans vallen ze helemaal niet lastig. Ook een bof!
Als we buiten komen, hangt Moeder uit het raam van „haar” kamer. Ze schrikt zich natuurlijk dood. „Waar ga je naar toe, Jacoba?”
„Weet ik niet!” „Naar het politiebureau!” zegt één van de moffen.
„Das ist meine Tochter!” „Ja, richtig”, zegt de mof.
Even verder staan twee auto's, waar omheen een stel moffen, die direct opspringen. Ik mag zo maar in één van de auto's gaan zitten en we starten. Naar Bruinsma . 't Duurt lang, voordat ze terugkomen met den dokter. Hij wordt in de andere auto gestopt. Waar nu naar toe?
Ik moet me maar doodkalm laten leiden door die kerels naar God weet waar! -Spittaalstraat. Halt! Ze gaan een huis binnen. Weer een tijd wachten, en 't is zo koud!
Ten slotte komt een man mee naar buiten, de handen geboeid, hoofd diep voorover gebogen. Als er weer gestart moet worden, blijkt dat „mijn” auto kapot is en ik word overgeladen in de auto van dr. Bruinsma. Ik zit vast tegen hem aangeklemd en voel me broederlijk met hem vereend. We gaan de poort van de Rechtbank binnen. Met weemoed kijk ik naar het raam der kamer van den Officier van Justitie, waar Vader zolang werkte. Voor het Huis van Bewaring: “aussteigen”! Na enige stagnatie worden we in een cel geplaatst, waar reeds zes anderen zijn, waaronder een meisje. De man van de Spittaalstraat blijkt nu Hage te zijn, met een fiks blauw oog.
Daar staan we, allen langs de kant, met gezicht tegen de muur. We staan en beginnen een beetje te draaien, kijken soms eens heel voorzichtig om.
Nadat er ± vier uur zo voorbij zijn gegaan, (van 10 tot 2) draaien degenen, die er kans toe zien, zich eens om, en gaan stiekumpjes op het uiterste randje van een tafel zitten. Ook ik doe dat. De harde, staalblauwe ogen van den voorsten bewaker priemen door me heen. Maar er wordt geen aanmerking gemaakt. Mijn moede benen rusten wat uit en ik bestudeer de drie zwaarbewapende moffen: één in de cel, één op de drempel, en één in de gang. Wat een bewaking! en ik neem het geheel nogal laconiek op: wat zullen ze nu met zo'n meisje als ik, doen? Vanavond zal ik, na verhoord te zijn, toch zéker weer naar huis kunnen! Ik kijk eens naar Bruinsma, maar we kennen elkaar nu niet!
Tot plots een zeer fanatiek uitziende jonge S.D. ons komt vertellen, dat het hier „kein Kafeehaus” is en . . . . . rrrt!
Als harlekijnen draaien we ons weer naar de muur en staan onbeweeglijk. Nog een uur lang. Onderwijl komen nog twee slachtoffers binnenspringen: ze zijn aan handen en voeten geboeid. Éen ervan ken ik. Om vier uur arriveert een keurige en zeer knappe mof, die onze namen opneemt. „Und Sie, genädiges Fräulein?” „Jacoba Theodora ......”. Dan worden we op een rijtje in de gang gezet (altijd gezicht tegen de muur!). Ik voel me een speelgoedje, dat met veel animo, dan hier, dan weer daar gedeponeerd wordt. Dan komt de overdreven beleefdheid van den mof boven en aan de twee dames wordt ieder een stoel geoffreerd. Dat hadden ze iets eerder kunnen bedenken. Ik mag ook nog naar de W.C. met open deur en een machinegeweer er voor! Zouden we nu om de beurt verhoord worden? Een paar mannen moeten mee naar de voordeur. Dan de anderen en tenslotte „die zwei Frauen”. Wat nu? Een vrachtauto staat buiten klaar. De mannen zitten er al in. Dus weg uit Zutphen!
Dit wordt me te machtig en ik huil even, maar ’t is gelukkig al vrij donker en de moffen, die nu achter op de auto zitten, kunnen 't niet zien. We gaan de Emmerikseweg af. Toch niet naar Duitsland? Na een tijdje houden we stil. Ik ben ijskoud en bijna doorgezeten. 't Doet me goed, dat Bruinsma er ook is. De moffen met hun handgranaten, waarmee we voor het vertrek bedreigd werden tegen mogelijke ontvluchting, zitten maar lol te maken.
Na weer een tijd gereden te hebben weer stop! We springen eruit „Hübsches Mädel!”. Een deur binnen, een gang in. Snuit tegen de muur. Ik begin 't al te leren. Om de beurt moeten we aantreden. Alles afgeven. Voor mij is dat alleen mijn persoonsbewijs. Mijn horloge zal ik maar houden en ik teken, dat ik niets meer bij me heb. Dan word ik naar een cel gebracht. IJskoud! Wat moet ik hier nu toch beginnen?
Even later komt het andere meisje binnen en de Landwacht, onze bewaking, brengt twee strozakken en vier houtvezeldekens. We kruipen samen op één matras en proberen wat te slapen, hetgeen absoluut niet lukt. Ik voel me doodongelukkig en Margo is erg zenuwachtig. Ze schijnt iets heel ergs op haar geweten te hebben. Maar ze vertelt 't me nog liever niet. Het plafond is kletsnat en overal spatten druppels om ons heen.
Om één uur 's nachts komt een Landwacht een praatje met ons maken en hij dweilt het plafond voor ons op. Onze eerste nadere kennismaking met den Landwacht: daar staat hij op een stoel, geweer op zijn buik, het kletsnatte plafond af te vegen.
vrijdag, 29 december
's Morgens om zes uur: opstaan. We krijgen ieder een katoenen lapje en ploeteren daar een beetje mee. Goed wassen is 't eerste vereiste in deze omgeving! Voor het eerst sinds 24 uur krijgen we wat te eten: homp droog brood en een kom met vuil, bitter koffiesurrogaat, dat ik graag aan Margo afsta en ik denk met weemoed aan de volle-melk koffie bij de van Meertjes. Luchten mogen we ook in de loop van den ochtend: een grote binnenplaats met hoge muren. Tien minuten frisse lucht. We zien de andere vrouwengevangenen: vier stuks. Maar praten is streng verboden. Terug in de cel leggen we de strozakken aan de kant en we lopen: 3 meter, 4 meter, 3 meter, 4 meter.
's Middags eten: een bruine pan: stamp van rooie kool. We zingen wat. Ik begin mijn Sacré-Coeur répertoir af te werken en Margo zingt al gauw mee. 't Geeft me weer wat moed. We lopen maar om 't iets minder koud te hebben. 's Avonds krijgen we weer brood en „koffie” en een Duits vliegertje zorgt voor wat bijvoeding: een stuk droog zuur brood, maar we vinden 't best. Die nacht slapen we apart, dat lijkt ons beter! Maar we bevriezen onder twee katoenen dekens, hoewel we al onze kleren aanhouden.
De volgende dag komt er een „Wachtmeisterin”: „Es darf kein Mann wehr an die Frauen heran!”
Onze eerste indruk van haar is niet erg plezierig en ik heb direct herrie met haar. 't Is een plat-Rotterdams pratend kreng, met felle, giftige, donkere ogen. De volgende dag komt een Duitse, blonde, die een veel gunstiger indruk maakt. Maar aangezien het nu eenmaal moffen-servantes zijn, noemen we ze „de Spinnen”. Bij nadere kennismaking wordt de Rotterdamse: „de zwarte Kat” en de Duitse: „het Blondje”
't Is in één van de eerste dagen, dat ik een zeer verrassende ontmoeting heb met mijnheer Bosch v. R. (Bosch van Rosenthal ) op de W.C. We wisten niet van elkaar, dat we hier waren. Grote verbazing! Dat zijn dus al drie bekenden: Bruinsma, Hage en Bosch. Weer enkele dagen later zie ik mijnheer (Van den Wall Bake) Bake in de verte lopen. Ik schrik ervan! -
Inmiddels hebben we een betere dagindeling gevonden: we beginnen de dag om half tien, als ons ontbijt komt. En de hele dag blijven we maar lekker onder de dekens. Lopen doen we hoe langer hoe minder. De witbeschilderde ramen zijn van binnen dik bevroren, en Margo, die dorst heeft nuttigt een stuk ijs. Uiterst praktisch!
We zijn ondertussen door de edelmoedigheid van Klostermeier, de onderchef van het zaakje, en de hartelijke zorg van het Vliegertje met drie dekens verrijkt. De honger begint ons al weer te kwellen en we aanvaarden in groten dank de boterhammen van 't Vliegertje. Met Oudjaar kregen we zelfs een stuk worst van hem. Ik kan dat hier wel in opschrijven, want de stakker zit nu in een gevangenis in Berlijn, omdat hij te goed voor ons was. De Landwacht zorgde ook nogal eens voor bijvoeding!
Zaterdag 30 december,
.. word ik voor 't eerst verhoord. Ik begin enthousiast te liegen, maar ze laten me al gauw horen, dat ze alle namen weten en precies hoe alles in elkaar zit. Na een donderslag van den Mof begint de Hollander weer opnieuw en ik vertel een beetje meer de waarheid! Maar ze moeten hard trekken, omdat ik nooit weet, of ze zelf het antwoord op hun vraag weten. Maar ze blijken van alles precies op de hoogte te zijn! Over 't algemeen zijn we allebei stil en ik had die eerste week graag alleen gezeten.
Oudjaar is heel beroerd! Daar liggen we op onze harde strozakken, onder onze dunne dekentjes met alle kleren aan en met onze „sweet memories” aan de vorige jaren en met het verlangen naar al die lieve mensen! Na wat gedommeld te hebben, schrik ik opeens wakker: twaalf zware slagen en dan het Deutsche Volkslied en het Horst Wessellied. 't Schettert over de gang en met die zang, en hete tranen schreiend ga ik het Nieuwe Jaar in.
1945! Hèt jaar der Bevrijding! En ik denk aan Moeder, Vader, Hans en Joost, allemaal uit elkaar geslagen!!
Dinsdag 2 Januari.
Het Blondje komt een pak brengen van Moeder: zeep, schone kleren, ijstrui, nachtsokken. Alles even welkom! En....een zomerpyjamatje! Wat naïef!
Die middag wordt Margo verhoord. Na mijn verhoor heeft ze me verteld wat ze „op haar geweten heeft”. Ze is een Jodinnetje. Met spanning zit ik op haar te wachten. Zouden ze het ontdekken? En wat dan?
Na twee uur komt ze terug. De deur gaat open en op de gang speelt zich het drama af. Vlak voor haar staat een grote, barse man te schreeuwen en te dreigen. Ze moet een naam noemen. Maar ze doet 't niet! Dan komt ze binnen. Ze heeft bekend Jodin te zijn.
„Nu zal ik wel naar Duitsland gebracht worden!” zegt ze.
Even later wordt er een beker goeie koffie gebracht om haar te kalmeren en de Landwacht heeft ook medelijden met ons: brood en rollen zuurtjes worden omzichtig naar binnen geworpen!
Donderdag 4 Januari.
Verjaardag van Hans. 's Middags komen er plotseling twee nieuwe slachtoffers uit Arnhem onze cel binnen. Op de drempel worden ze gefouilleerd door de Zwarte Kat. Handen omhoog! We sluiten onmiddellijk vriendschap: Fenny Tebbenhof en Truus Bresser . Margo en ik zijn dolblij, want we raken een beetje op elkaar uitgekeken. Met z'n vieren hebben we veel plezier. We zingen en duikelen kopje. Onze leeftijden zijn: Margo: 26, Fenny: 24, Truus: 23 en ik ben de Baby! Maar de pret duurt niet lang.
Zaterdag 6 Januari ,
wordt Truus uit de cel gehaald en we krijgen Melanda, Melano, Melampa, neen Menalda er voor in de plaats, een dame van 39 jaar, vrijzinnige Godsdienstlerares, die niet erg bij onze vlotte en kritische geest past. Vooral Margo, ons opgewonden standje kan het erg goed met haar vinden!! Ze brengt nog een kwakje boter mee en we weten niet, wat we proeven!
Dinsdag 9 Januari zie ik op de gang Jan Carel ( J. C. van Dijk van 't Velde ) met een dik blauw oog en schrammen op zijn gezicht. Dus die is er ook al bij! Ons hele zaakje schijnt hier bij elkaar te zitten. (onder het luchten heb ik ontdekt, dat Jaap (Jo lammers) boven zit) Bij Bruinsma zit een jongen „met de witte trui”, die me terloops even kon toefluisteren, dat hij ook voor de zaak van v. Dam zit en in Warnsveld is opgepikt. Bosch en Jan Carel zitten samen in één cel, die op de luchtplaats uitkijkt. Als we buiten komen, fluit ik het seintje van de jongens: ...en ze verschijnen. Reuze leuk! Bruinsma staat ook altijd te lachen en te zwaaien. Om half twaalf word ik gehaald voor mijn 3e verhoor. Ik moet nogmaals alles in détails vertellen. Daarna wordt het hele verhaal getypt door den „kruidenier” (die achteraf Albrecht schijnt te heten), mijn Moffische verhoorder, oh nee, „Sachebearbeiter”!, die op Hitler lijkt, met een vreselijk gewichtig gezicht. Dan moet ik tekenen: dat ik de waarheid heb gesproken en niets verzwegen heb ! Hm ! Hoera !
Het protocol is getekend. Dien avond komt er een pak voor Melano! 't Is al donker, en licht krijgen we dien avond toevallig niet. 't Is jammer, dat we 't niet kunnen zien, maar we proeven iets van bloedworst en kaas en.....schimmel! 't Is misschien maar goed, dat we ’t niet kunnen zien! Maar 't is toch lekker! Wist Moeder maar, dat ze me eten mocht sturen! En waarachtig!
Woensdag 10 Januar i,
komt een trommel met eieren, boter, roggebrood en appels! We juichen!
Donderdag 11 Januari .
Nieuwe visite! Een klein mager meisje met een grauw gezichtje en een parmant punt mutsje! Luid vloekend komt ze binnen klossen! Even later komt nummer twee. Een jong kind met een dikke, verwarde, rooie ragebol. Ongetwijfeld een paradijs voor allerlei ongedierten. Ze stinken allebei ongelofelijk. We schuiven ze een eind van ons af en Melano geeft hun edelmoedig een shawl en voetenzak, die ze nooit weer terug zal zien. We voelen ons allemaal doodongelukkig in die stank, die vuiligheid en die ruwe mensen, die vloeken als ketters, S.S. „echtgenoten” hebben en een bordeel houden!
Als ze vol interesse aan ons vragen: „En wat heb-ie dan gedaon?”, luidt ons antwoord: „Met een Duits officier uit geweest, en aangezien een andere officier daar bezwaar tegen had, heeft die ons aangebracht!” En ze kijken ons vol eerbied aan, dat wij zo maar met officieren omgingen.
De volgende dag sturen we ze naar den dokter, de heer Pieron , en 's middags worden ze ontluisd. Margo moet helpen, als verpleegster. Ze komt met de onsmakelijkste verhalen terug: hoofdluizen, kleerluizen, schaamluizen, schurft en geslachtsziekte. We juichen als we horen, dat ze ons gaan verlaten. En 's avonds fuiven we met z'n vieren op witbrood met rookvlees, dat die schat van een Moeder me alweer bezorgd heeft. Ook mijn sloffen en wat ondergoed. Om onze cel te ontsmetten, is er een luizenpoeier gestrooid, waar we allemaal misselijk van worden.
De volgende ochtend, Zaterdag 13 Januari : schrobben, dweilen, dekens kloppen en ik val flauw, voor 't eerst van mijn leven. Fenny en Margo dragen me naar de dokterskamer, waar ik alweer gauw bijkom. De anderen mogen gaan douchen om iedere eventuele luis of vloo te verdrinken.
Zondag 14 Januari:
We mogen nog een keer douchen. „Nieuwe vrouwen!” We zijn een beetje afgeschrikt door onze vorige gasten. Maar de zaak is O.K.! In onze cel zijn juffr. Berth Scholten , 36 jaar, en Jantje Adams , 21. We moeten even wennen aan 't nieuwe. Later op de middag gaat Jantje weg en wij houden Juffr. Scholten. Truus, die tot nu toe in de cel naast ons logeerde, wordt ook verplaatst, zodat het contact via de muur verbroken is. Berth is een gezellig mens!'s Avonds in het donker maken Margo, Fenny en ik een A.B.C. op ons gevangenisleven.
A =       de aankomst, bij de deur staat Puck, geweer op z'n schouder, die kleine uk.
B =       Blijf staan! Snuit tegen de muur; draai je je om, dan ben je zuur!
C =       de cel, een Siberisch spelonk, dat is nu, potdorie, ons voorlopige honk!
D =       de deken van houtvezel gemaakt, lig je er onder, dan voel je je nog naakt.
E =       het eten, begroet met glorieuze kreten! O, hoogtepunt der dagen, jou zal ik nooit vergeten!
F =       Fenny, die zat ook daar, 's nachts had ze papillotjes in d'r haar.
G =      ‘t Gajus, onze beminde medeboeven, die de bitterheid der moffen wel 't meest moeten proeven.
H =       de hemel, die we niet zien, uitgezonderd 's morgens een minuut of tien.
I =        de i van illegaal, ssst! niet over praten! We weten 't toch allemaal!
J =        de jeuk, een besmettingsbacterie, eens kwam ze naar binnen, oei wat een miserie (zie blz. 16 en 17)
K =       Kobus, onze jongste spruit, met blozende konen en blote kuit!
L =       de Landwacht, die ons van tijd tot tijd, met brood en sigaretten verblijdt!
M =      Margo, die schreeuwt met een vloek: O, lui, een koninkrijk voor een schone broek! ”
N =      't nietsdoen, waarmee we ons vermaken; geen wonder, dat we soms eens aan 't bekvechten raken!
O =      de oliebol, die we met oudjaar niet kregen, toch wensten we elkaar veel heil en zegen.
P =       onze dokter, de heer Pieron, die blij kwam, als iemand een kwaaltje verzon!
Q =      de quichness, die we moeten betrachten om onze Wachtmeisterinnen niet te laten wachten.
R =       de ramp, die vloekend binnen kwam klossen, vier kwalen en twee luizebossen (nogmaals blz.16 en 17)
S =       de steert van Melano's kopje, die ze niet wenste te wassen in een warm sopje!
T =       de ton, zonder houten brilletje, waarop we niet wensen te vleien ons zachte billetje!
U =       de Uil die in de pereboom zat, van je Singelandei en van Farionat! (canon, die we steeds probeerden, maar nooit gelukte!).
V =       het verhoor, het gevreesde examen, waarop we alles ontkennend beamen.
W =      onze blonde Wachtmeisterin, horen we: „Schlüssel!”, dan juichen we voor tien!
X =       Xantippe, onze zwarte Kat, die samen met van Maerel, op het bedje zat!!
J =        het ijs, dat het plafond bedekt, en dat in gesmolten toestand op onze hoofden lekt!
Z =       Zie zo, nu zijn we klaar, nu wachten op de Tommies maar!!
De week die nu volgt is 't ijskoud en vandaar, dat we Vrijdag 19 Januari naar een „warmere”, drogere cel worden overgeplaatst. De grotere warmte bestaat alleen hierin, dat er nog een verdieping boven de onze is. Melano wordt gauw door ons op de bank gedeponeerd en wij vieren op de grond. Ik krijg nu geregeld elke week een pak met kleren en levensmiddelen. Dat is heerlijk, want anders zouden we absoluut te weinig hebben. We voelen ons al echt thuis in onze lichte, droge cel.
Er gebeurt weinig totdat Woensdag 31 Januari van Maerels 's ochtends de namen komt opnemen van Margo en mij. Later ook van Fenny. In 't geheel schreef hij er zes op: Margo, Fenny, Truus, Jantje, Maggy en ik. Zou er iets gaan gebeuren?
„We gaan naar Rome!!” zingen we enthousiast en van Maerel brult woedend: „ 't Is hier geen synagoge!”
't Jochie, twintig jaar is-t-ie! Even later horen we clandestien, dat er de volgende dag een transport naar Hamburg zal gaan. Dus we gaan naar Duitsland! Wat ontzettend beroerd!
‘s Middags ± 3 uur komt Blondje binnen: Melano moet alles bij elkaar pakken. Ze is bang, dat ze naar Duitsland gaat, of wordt gefusilleerd! Naïveling! Later vertelt Else (Blondje) dat ze naar huis is. Iemand naar huis te zien gaan, terwijl je zelf de volgende dag naar Duitsland zult worden gebracht! Vooral Margo en ik zijn erg down! En Else troost ons allerhartelijkst. We leven in grote spanning en slapen weinig die nacht.
De volgende ochtend, Donderdag 1 Februari verloopt normaal. Alleen neemt Toni (de Zwarte Kat) mijn E.d.M. medaille af, die ze grondig bekijkt en dan weer teruggeeft. 't Is in die dagen, dat we voor ’t eerst kanonnen horen in de verte. Zouden de geallieerden een nieuw offensief zijn begonnen? En net nu wij weg moeten!?
Tegen half twee komt Tony ons vertellen, dat we alles bij elkaar moeten pakken. Daar gaan we dus. Ik heb 's ochtends al een klein briefje geschreven voor Moeder om 't haar te vertellen, in de hoop, dat ik 't nog ergens kwijt kan raken. Vlug alles in dozen gepakt! En daar zitten we kant en klaar voor Hamburg.
Na een kwartier komt Toni, niet om ons te halen, maar om ons mee te delen, dat we ons weer uit kunnen kleden: 't gaat niet door! Als we vragen waarom niet, verwijt ze ons onze nieuwsgierigheid. We durven 't nog niet te geloven, houden onze jassen aan en voelen ons, alsof we de trein gemist hebben en nu geduldig in de wachtkamer op de volgende zitten te wachten. Ondertussen is 't boven een hevig gestommel; in de gang worden namen afgelezen, die we helaas niet kunnen verstaan. De mannen gaan dus wel! 's Avonds horen we, dat er 93 mannen zijn weg gegaan. Natuurlijk al mijn vrienden. Alleen Bruinsma misschien niet? Pas een tijd later horen we, dat wij niet zijn gegaan, omdat wij naar een kamp zouden zijn gebracht, dat achter Berlijn en toen al in de frontlinie lag! Want de Russen rukken met zevenmijlslaarzen naar Berlijn op! ’t Is heerlijk, en we zijn overgelukkig, dat we nog in ons eigen landje zitten. De kanonnen komen steeds dichterbij en er wordt veel gevlogen. We zijn vol moed!!
Donderdag 8 Februari.
's Avonds begint een geweldig trommelvuur, dat aan één stuk duurt tot Vrijdagnacht! (Later bleek, dat een tankslag in de Betuwe geweest te zijn, door de geallieerden gewonnen!) Zal nu de grote aanval komen? Zouden we binnenkort op een schone ochtend door een Tommie worden wakker gekust? Maar Zaterdag is alles weer stil!
Dien dag krijg ik een enorm verjaardagspak: een grote ronde koek, door Moeder gebakken, pelpannekoeken, zelfde kokkin, drie-in-de-pan van de twee Deurvorstjes en twee appels van „tante Ada”. En . . . . het heerlijkste van alles een brief van Moeder! En dan nog de gewone wekelijkse heerlijkheden. De eieren waren uitstekend verpakt: we krijgen een hele krant binnen van Het Laatste Nieuws, waarvan de kop luidt: „Duitsland moet capituleeren!” Hoera!
De 13e Februari breekt aan en daarmee begint mijn derde tiental jaren! „Mijn 20e verjaardag vierde ik in de gevangenis”, vertel ik later vol trots. ’t Is een prettige dag, waarop we enorm veel eten van de overheerlijke koek en pannekoeken. Else komt me feliciteren en zingt: „O, wat zijn we heden blij, Kobusje is jarig!”, in haar leuk Limburgs Hollands . Zelfs cadeautjes ontbreken niet, daar hebben de celgenoten nog voor kunnen zorgen!! Clandestiene cadeautjes! Ook onze bibliotheek breidt zich in deze dagen uit (door het medeleven van Else en een Landwacht!) , bovendien mogen we nogal eens kousen stoppen voor Else of te wel Felix (eigenlijk heet ze Else Fehlings) en als 't donker is zingen we veel of we doen intelligentie spelen of Fenny vertelt een boek, hetgeen ze meesterlijk doet! Ons zangrepertoir is zeer uitgebreid! Vaderlandse liederen, klassieke liederen, schoolliedjes en ik moet nogal eens optreden met: „Als de ziele luistert”, „Gij bad op enen berg alleen”,
„Een engel daald'in 't witte licht”, „Vierge Sainte”, „Ik wil mij gansch U geven nu!”, wat ik zelf erg fijn vind. Van tijd tot tijd komen „Toujours” en „à la vie, à la mort” ook aan de beurt, wat Margo en Fenny dan enthousiast meezingen, als waren ze rasechte Enfants du Sacré-Coeur! Verder zingen we erg veel: „Mach mir auf die Tür; die Tür ist geschlossen, ich lasz dich nicht aus”! (eigenlijk is het ein!) van Brahms, omdat we dat zo toepasselijk vinden. Ik ben in deze dagen mijn Frans aan 't ophalen door te lezen: La vie et l'oeuvre de Dante” door Pierre Gauthiez, hetgeen ik helaas niet meer uitkrijg, omdat het plotseling moet verdwijnen. Van kanonnen merken we niet veel meer. Soms heel in de verte! Het front is twintig kilometer van ons vandaan geweest bij Lobith, maar nu zijn de Tommies teruggeslagen tot Gennep. „Courage! Nous vaincrons!” „Eéns komen we er tòch uit!” zeggen we maar steeds. -Die week komt er voor mij geen pak. Zou er thuis iets gebeurd zijn? Een paar dagen later horen we, dat de Dienststelle geen eten meer doorlaat. Dat is een harde slag! De volgende dagen hebben we erge honger, omdat we zo aan de bijvoeding gewend zijn. Bovendien is Else ziek, zodat we de hele dag de onaantrekkelijke tronie van Toni voor ons zien. En al die akeligheid bij elkaar maakt dat ik
Dinsdag 20 Februari een geweldige huilbui heb. ’t Is ook allemaal zo rot! en 't duurt zo vreselijk lang!
Woensdag 21 Februari is Else er gelukkig weer. Bovendien is 't stralend weer. 't Is wonderlijk wat een invloed het weer op ons heeft, terwijl we toch de hele dag zijn opgesloten. Het verlangen naar buiten, naar lente, zon, vogels, bloemen, lucht en water wordt veel heftiger en toch doet 't je goed. Nadat Margo met veel moeite op een luik is geklommen slaat ze met haar hand een toch al kapot ruitje in, hetgeen bloedige wonden tengevolge heeft, maar we hebben in 't vervolg een pracht uitzicht op het werkterrein van de Kruisberg-jongens, een landelijk tafereel met kassen en schuren, dartele kalveren en dravende veulens en ver op de achtergrond een dicht en donker bos. 't Is voor 't eerst sinds acht weken, dat we iets van de buitenwereld zien. Er wordt veel gevlogen, gemitrailleerd en geschoten door luchtafweer, dat hier nu dichtbij staat. De kanonnen horen we ook weer wat meer.
Donderdag 22 Februari komt er voor mij een pak brood met heerlijke worst. Gever of geefster voor mij totaal onbekend. Ik hoop na de bevrijding uit te vinden, wie mij zo mild bedacht.
Eén van de volgende dagen komen er enkele vrouwen uit Almelo, die zeer optimistische berichten meebrengen over de oorlog. De Russen zijn om Berlijn heen getrokken en hier in Nederland is de zaak ook weer aan de gang. Ze rekenen op hoogstens nog een maand. Hoera! Zolang houden we het nog wel uit!
Die 22e Febr. vindt Toni een papiertje van mij: een kladdagboek. Ze neemt 't mee en blijkt later erg boos omdat er „betitelingen instaan, die voor haar van waarde zijn!”.
De volgende ochtend komt ze met Els bij me om te vertellen hoe erg het is!
„Nun werden Sie mich erst recht kennen lernen!” Haar ogen spuwen vuur! Els staat er wat verlegen bij te lachen. 's Middags bied ik haar mijn excuses aan, waarbij ze heel geschikt is. Ze zal alles vergeten!!
Het potloodje moet ik afgeven, maar dat mag niet hinderen: er zijn er nog drie!
Vrijdag 23 Februari komt er gelukkig weer een pak, maar alleen kleren en een appel in een washandje, maar we zijn er gelukkig al wel wat aan gewend en bovendien zijn er nog steeds x goede Landwachten x (wat een contradictie) die voor ons zorgen.‘s Avonds als het donker is en ze hebben buiten wacht, klimt Joop op de rug van Cor en zo wordt brood met allerlei belegging, door ons kapotte ruitje naar binnen gesmokkeld, terwijl wij, die op het luik staan, het gretig aanpakken. Margo is sterk in het debatteren en dikwijls worden dwars door het raam heen, gesprekken gevoerd, waarin de meest afschuwelijke theorieën worden verkondigd!
Zaterdag 24 Februari komt er een transport uit Apeldoorn, waaronder tien vrouwen. Wij krijgen een Moeder en dochter Thijssen en nu zijn we dus met zessen. Sinds twee dagen werkt ons Scholtentje in de keuken, zodat we overdag met vijf zijn. Margo ligt nu op de bank en ik gelukkig ook alleen (tot nu toe lagen we samen onder vier dekens). Eén dezer dagen worden er nog meer uit Apeldoorn verwacht en wij beginnen te vrezen voor een transport van hier uit, maar de lui uit de keuken ontkennen het ten stelligste. We shall hope for the best!
Zondag 25 Februari.
Onder het luchten maak ik toevallig kennis met een zekere Mechteld Sandberg, die een meisje van der Kun kent, maar we weten niet wie. Toni schijnt morgen een week met vacantie te gaan, dus een hele week Else!!
Er wordt enorm gevlogen de laatste dagen!
Maandag 26 Februari.
Moeder en dochter Thijssen zijn verhuisd naar een zaal boven, waar nu 35 Apeldoornsen liggen, want vanochtend zijn er nog 25 bijgekomen. Fenny, Margo en ik zijn dolblij! Weer de oude garde onder elkaar!
Dinsdag 27 Februari.
Soms moet je zo hard worstelen tegen dat verlangen naar vrije natuur, naar open lucht, naar wijde, lichte ruimte om je heen. Je zit onafgebroken tussen de vier muren achter matglas en binnen in je voel je razend bruisen, je eigen onstuimige jeugd, die ze je nooit af kunnen nemen. Je zou willen uitvliegen, rennen, draven, dwars door de natuur heen, om dan, eindelijk tot rust gekomen, stil te staan en diep te genieten en God intens te danken voor de gave der Vrijheid.
O, wat moeten alle mensen, die nu nog in de buitenwereld zijn en vrij uit kunnen gaan, toch enorm dankbaar zijn. Maar ze weten niet wat ze bezitten, wat ze iedere dag opnieuw weer krijgen.
Vóór het begin van dit hoofdstuk van mijn leven wist ik het ook niet. Wat zal ik doen als ik eindelijk weer vrij zal zijn? Allerlei plannen heb ik bedacht, maar hoe zal de werkelijkheid zijn?? Er kan zoveel veranderd zijn in de tijd, dat ik hier zit! Wat hebben ze thuis weer meegemaakt met bombardementen? Ja, worstelen moet je tegen je verlangens, je gedachten, de drang naar een beetje Moederliefde, naar de warmte van de allerbeste vriendin, die, God weet waar, zit onder het zoete juk der Tommies, als ze er tenminste nog is! Naar het stralende voorbeeld van een Mère, waar je zo enorm veel van houdt.
Wat is een mens in deze omstandigheden toch nog rijk in zijn mooie herinneringen, die hij diep in zich meedraagt en waar hij in de stilte van zijn ziel van kan genieten! En wat kunnen je de mensen waar je zoveel van houdt, toch nog veel geven, al zijn ze onbereikbaar ver weg. Eigenlijk, als je aan mensen in 't algemeen, denkt, aan den mens als hoogst en waardigst object van de Schepping, na de Engelen natuurlijk, dan moet je alleen voor je zien, die goede, zichzelf totaal wegcijferende, liefde-uitstralende mensen, zoals ik ze zelf ook ken, want zó heeft God den mens bedoeld; als iets heel hoogs, iets heel edels. En die rotte, verworden massa, die louter voor zichzelf en zijn zinnelijke genoegens leeft, o, laat ik er niet naar kijken! Ik voel me nog zo jong en ongeschonden en vol heilige idealen! En tussen die twee klassen staat een derde categorie, die misschien de grootste is, ik weet 't niet! ’t Zijn degenen, die niet 99% liefde zijn, want die zijn er zo heel weinig, maar die toch goed willen. Ja, dat zal toch wel de grootste groep zijn. Egoisme en opoffering door eengestrengeld! Wat ben ik een eind afgedwaald! Maar 't heeft me goed gedaan! Het heeft de personen en het ideaal, die ik in stilte overal met me meedraag, nog dichter bij me gebracht. Worstelen moet je steeds door, om niet onder te gaan in je schrijnende verlangens!
Ik genoot vanmiddag toch zó: 1½ uur voor het ruitje gestaan en gekeken naar al dat jonge frisse leven, daarbuiten. De katjes aan de bome zijn al zo ver, overal botten de jonge blaadjes uit. Een paard draaft door de wei, een lijster hipt door de dorre blâren van het vorig jaar; een klein meisje, blozend, en een grote roze strik in het haar huppelt voorbij! 't Is alles zo zonnig en jong . . . . . daar buiten!!
Woensdag 28 Februari.
Twee maanden zit ik vandaag! Hoeveel zullen er nog volgen? Op een bevrijding zonder Tommies reken ik niet meer. Ze zullen me tot ’t eind toe vasthouden. Als ik met de Goede Week en Pasen maar thuis ben! Zal Maart de bevrijding brengen?
Donderdag 1 Maart.
Laatste Nieuws: De Tommies zouden bij Lobith over de Rijn zijn en er mag niemand meer op straat, anders wordt men beschoten vanuit Engelse vliegtuigen. Of 't waar is?? Wij horen geen kanonnen en hier gaat alles zijn gewone gangetje. Laten we ons niet blij maken met een dode mus!
Vrijdag 2 Maart.
Onze buitenlandse correspondentie meldt: Uit zeer betrouwbare bron: er ligt op het kantoortje een lijst klaar van achttien vrouwen en twee mannen, die vrij gelaten zullen worden. Irene, Minie en Conny staan er op. Wie verder? Spanning! Vannacht is er een transport van vijftig mannen weggegaan. Naar?? Onbekend! (Achteraf bleek, dat ze allen gefusilleerd waren!)
Hoera! Een pak met eten!! We leven allemaal op, want we hebben deze laatste weken toch dikwijls wel enorme honger gehad, al zeiden we dat niet zo tegen elkaar. Moeder moest eens weten, wat een geweldig plezier ze ons met zo’n pak doet, en ik hoop, dat zij en degenen, die er toe bijdragen, als ze dit naderhand lezen, zullen beseffen, hoe dankbaar we zijn. Er is ook een boek bij: „Het Wenskind” van Ina Seidel. Heerlijk!
Zaterdag 3 Maart.
We zijn vanochtend bestolen: roggetjes met leverworst en kaas. Wie heeft dat gedaan? We weten 't niet zeker, maar onze cel maken we voortaan dicht als we eruit zijn! Ik schrok me dood: er kriebelde wat op mijn knie: ik onmiddellijk kijken, en waarachtig! Een kleerluis! Ik heb hem in koelen bloede vermoord: 't monster!
Zondag 4 Maart.
Gistermiddag een nieuwe gast uit Velp: To Tonsbeek, die zó verbouwereerd was over haar oppikking, dat ze bij haar binnenkomen, huilend en wel beweerde: „maar ik bèn helemaal niet opgepakt!”, hetgeen ons niet geheel duidelijk was!! Else bracht haar in onze cel met de woorden: „Hier zul je zeker over een half uur lachen!”
En het gelukte! Ze had voor een zieke Moeder levensmiddelen opgehaald in de Achterhoek. Sinds 1 Maart mag niemand meer over de IJssel en nu is ze hier gebracht met haar verloofde, Jaap van 't Veer!!
Alle levensmiddelen mochten mee naar de cel. Na vijf minuten kwam Else met roerei, mes! en vork aandragen. We wisten niet wat we zagen! En we kregen ieder 1/3 deel! 's Avonds vertelde ze de mooiste verhalen, we hebben ons rot gelachen! En vanmiddag . . . . lach niet! . . . . . gebraden kip ! We genoten !
En 't laatste nieuws: O.K! Verleden Vrijdag: Roermond en Venlo bevrijd. De afgelopen week zijn de Tommies opgerukt tot op ± 9 Km. van Keulen. Triër gevallen. Het grote offensief is aan de gang! München - Gladbach en Neusz bezet! -We eten vandaag zóveel, dat mijn ingewanden ervan in de war zijn! We zijn zo weinig gewend!
Een pak! Hoera! Eten! Dat hadden we absoluut niet verwacht! Die goeie Moeder is 't eind van de vorige week wasch komen brengen en nu gisteren of vanochtend al weer dit pak!
Gisteren hoorden we, dat de Tommies bij Keulen 40 Km. over de Rijn zijn. Is 't waar?
We amuseren ons nu met jokeren en patiënces, want To heeft onze inboedel verrijkt met een spelletje kaarten! Aan de vrijlating van de achttien vrouwen is nog steeds niet begonnen!
Vrijdag 9 Maart.
Konijn? . . . . O ja! Dat hebben we hier ook al gehad! Berth bracht wat mee uit de keuken, van de Landwacht gekregen!
Gisterenochtend kwam weer een nieuweling onze cel binnen: Annelien Meijers, 20 jaar! Ze was na allerlei vriendelijke onthalen van de Duitsers, samen met haar 17-jarig zusje hier naar toe gebracht, omdat ze brieven hadden meegenomen voor Amsterdam voor een man, die daarin zijn antipathie tegen de moffen had neergeschreven. Ze komt er zeker wel weer gauw uit.
Gisterenmiddag hebben we voor 't eerst gebridged. Nu ken ik tenminste de allereerste beginselen. Onze cel is nu boordevol! Vandaag hebben we Berth thuis: ze was doodmoe van het keukenwerk en blijft nu maar eens wat uitrusten. Vanmiddag hebben we gepraat over het geloof in God, in Christus, in Zijn Liefde en Leiding en dat alles, hoe beroerd ook, een gave van Hem is, omdat 't toch altijd op een of andere manier goed voor je is. Ik verlangde opeens zo ontzettend er naar, om weer eens te Communie te kunnen gaan. Tien weken is zo lang! En soms heb je zo ’t gevoel dat onze Lieve Heer zich helemaal niet meer met je bemoeit. Ik weet, dat dat niet zo is, en dat Hij dag in, dag uit voor me zorgt en dat Hij me net zo lang hier houdt als ’t goed voor mij is. En als ik dat bedenk, dan voel ik me zo veilig en dan ben ik zo dankbaar voor mijn Geloof, voor alle mooie dingen, die Hij me tot nu toe gegeven heeft, die ik hier toch ook nog krijg (dikwijls kan de hartelijkheid van een ander je zo enorm veel goed doen en helpen! ) en voor al 't heerlijks, dat ik nog in 't vooruitzicht heb. O, ik kan hier ook dikwijls zo sterk verlangen naar de toekomst, de stralende toekomst! . . . . .
Zaterdag 10 Maart.
Fenny is vandaag jarig! 25 wordt ze! We herkennen haar haast niet meer in een aardig groen jurkje van To! Ze kreeg vanmiddag een brief van Mevr. Bresser haar a.s. schoonmoeder, en een pak.
„Fräulein Meijers” werd vanochtend om 9 uur entlassen. Gelukkig, want ze hoorde niet thuis in ons kleine celletje met de welriekende ton. En wij hebben weer wat meer plaats!
Voor To zal het nu ook wel niet lang meer duren. Voor haar hoop ik 't van harte, maar voor mezelf niet (egoïstisch en wel) want, ik mag ’t hier wel vertellen . . . . . . ze is een schat, waar we heel veel aan hebben (en heus niet alleen om de eieren!!)! Een mens kan, vooral hier, door een kleinigheid zoveel voor anderen betekenen. En dat is zo fijn, want dan leer je echt, hoeveel de mensen voor elkaar waard kunnen zijn en je voelt dat je zelf hier toch ook niet helemaal voor niets hoeft te zitten. - Ik verlang naar een goede retraite van een goeden Jezuït en dan weer helemaal van iedereen weg om je alleen bezig te houden met God en al die mooie dingen, die er bij komen. Wat heb ik van het Sacré-Coeur veel moois mee gekregen voor mijn hele leven ! -________ Ter ere van Fenny's verjaardag eten we van- avond soep van varkensbot, uit Totje's koffer! Wie doet je wat!?!
Zondag 11 Maart.
Weer verwoed gebridged! - Grote alarmtoestand bij de Moffen!!! Toni zei ons al, dat er „iets aan de hand was” en daarna nog iets dergelijks tegen Truus. (Ze is belachelijk vertrouwelijk met ons, de laatste tijd!). En even later hoorden we het grote nieuws van de keuken. Nu is het eind toch zeker dichtbij!?! Met Pasen vrij???Vanavond aten we havermoutpap van onze Totje! We genoten! En ik mocht de pan „uitscharen”, zijnde de jongste, net als bij de van Meertjes!
Dinsdag 13 Maart .
Een stralende voorjaarsdag: Lente! Ik heb vandaag de bontjas weggestuurd: ik heb hem toch niet meer nodig en nu hoef ik hem ook niet meer mee te slepen, als ik naar huis ga . (De Moffen bleken hem nog mooi genoeg te vinden, om achterover te drukken!). Ik heb even genoten toen ik de ton mocht uitgooien en omspoelen in de gracht. Toni vroeg of we konden zwemmen!! ............
De Tommies zijn actief! Hoi! To zorgt weer voor ons lichamelijk heil, door pap van roggevlokken te laten koken. Vandaag ook weer gebridged. 'k Ben zo ontzettend benieuwd of we met Pasen thuis zijn! Er is veel kans op! En dan kan ik alle Goede Week plechtigheden in de kerk toch nog meemaken. Enfin afwachten! 't Gaat toch, zoals O.L. Heertje het 't beste vindt. –
Woensdag 14 Maart.
Vanochtend vroeg al een jubelend vogelenkoor. 't Was heerlijk om te horen en de zon straalde aan een wolkenloze hemel. We mochten fijn lang luchten en naderhand kwam Toni ons uitnodigen voor een turnles op de luchtplaats. Een Apeldoorns, kittig, klein mensje had de leiding.
We horen eindelijk weer eens wat kanonnen in de verte! Iedereen is nu even optimistisch: nog veertien dagen is de algemene opinie. Het schijnt denderend te gaan!
Over de alarmtoestand hebben we niets meer gehoord. - Ik zit nu in mijn blauwe poloblous, zonder iets erover en heb 't absoluut niet koud! Had ik dat ooit kunnen denken, toen we in Januari met truien en jassen aan, 't nog koud hadden onder de dekens!
De Tommies vliegen flink! - Vanavond hebben we ieder drie kaarten getrokken om ons te laten kaartleggen door een oude dame van hiernaast, een communiste! De roggepap, die we vanavond aten, was heerlijk en we waren er erg dankbaar voor, want de honger knaagde! Kwam er maar een pak!!
Donderdag 15 Maart.
Een idiote ochtend! Geen water . . .. dus niet wassen. Toni komt met de „koffie” mee, in plaats van Else. Verder blijven we maar „in bed” tot elf uur. Geen bezem, niet luchten, terwijl het prachtweer is! Het huis lijkt totaal uitgestorven! Eindelijk, om één uur eten, maar wie er mee komt, Else of Toni niet! We horen alleen een mannenstap. Een landwacht? Alle Moffen met Else en Toni weg??? Als ze weer terugkomen voor de lege pannetjes moeten we er toch heus het onze van hebben!
Margo rent naar de deur, verwachtende, dat Krampie, ons baby-Landwachtje, voor haar neus zal staan! Maar nee . . .. Eh. . .. mijnheer! eh . . . Herr Klostermeier . . . . eh . . . mogen we de ton leeggooien?” . . . . . Een nijdig: ‘Nein!” en mijnheer Herr Klostermeier gooit de celdeur dicht! Hij zier er geagiteerd uit en heeft van zenuwachtigheid zijn pet vergeten. Hij lijkt nu helemaal op een glibberige kikker! Wat is er nu weer aan de hand? We zullen vanmiddag nog wel wat meer te horen krijgen! Spanning! . . . . .
Toni was er om vijf uur weer. Doodgewoon! Ze moest vanochtend naar de Dienststelle. Zeker een lezing gehoord over het onderwerp: ‘Hoe moet ik vluchten?” - De oude taaie van hiernaast heeft onze toekomst voorspeld: we horen allen bij avond prettig nieuws over de gevangenis. Zeer spoedig! Hoera! En ik krijg ook nog eens een keertje een verloofde! Laat-ie-fijn-zijn!! We hebben ons rot gelachen! Vooral om Totje, die het geheel zeer komisch behandelde. Ik mocht mee de ton uitgooien en heb even heerlijk in de zon languit in het gras gelegen. De blaadjes botten al zo mooi uit! We bridgen tot 't bijna hartstikke donker is! Vandaag zitten we elf weken al!
Vrijdag 16 Maart.
Ja, elf weken al! Gelukkig, dat ik het op die eerste morgen niet wist! Wat lijkt dat lang geleden! En wat hebben we sindsdien veel beroerdigheid meegemaakt, maar we zijn er goed doorheen gerold en trouwens, iedere dag opnieuw zijn er weer dingen gebeurd en telkens beleef je in je zelf of in je omgeving weer mooie dingen, waar je toch zo dankbaar voor moet zijn. En nu deze gevangenistijd op zijn eindje loopt, ben ik blij, dat alles te hebben meegemaakt. Ik weet nu uit eigen ervaring, dat een mens, onder welke beroerde en rottige omstandigheden ook, steeds genade en hulp krijgt, als hij zich daarvoor maar openstelt.
Och, en als je dan denkt aan Amersfoort, Vught, Dachau, Buchenwalden etc. etc. dan hebben wij het hier nog goed gehad, hoewel ik toch de eerste week als een nachtmerrie in mijn herinnering zie!
Maar daarna hebben we 't toch steeds beter gekregen en nu hebben we 't met z'n vijfjes echt gezellig: een prettige, hartelijke spheer, waarin we voor elkaar allen zoveel mogelijk trachten te zijn! En dat is hier onbetaalbaar veel waard.
Passie Zondag. Vanochtend al vroeg „naar de kerk geweest”! Ik zie opeens zo op tegen de Goede Week en Pasen hier en ik verlang zo naar huis vandaag. De luizen hiernaast zijn sentimentele liederen aan 't jammeren. 't Maakt me nog beroerder! Wat een geluk, dat de celgenoten altijd zo hartelijk zijn. Zo'n dag als vandaag heb je dat dubbel en dwars nodig.Als Totje eerder weggaat dan wij zal ik haar ontzettend missen! Enfin, geen zorgen voor de tijd. Eergisteren pak met kleren gekregen. Fijn! Zou de Dienststelle het eten weer hebben tegengehouden? Gisteren met de ton leeggooien mochten Totje en ik wat ribes plukken van Toni voor onze cel. Zien we tenminste iets van het uitbottende voorjaar. Gisterenavond werd onze cel telkens weer verlicht door lichtkogels en Moffische lichtseinen en er werd veel gevlogen. Ook vandaag.
Laatste Nieuws: bij Bonn zijn de Tommies over de Rijn, bij Emmerik wordt gevochten, in Keulen worden ook nog steeds gevechten geleverd en het laatste grote Hoogstwaarschijnlijk is gisteren een transport mannen hier gebracht. Gisterenavond werden we verrast met een flink stuk kaas voor het souper. We horen weer luidruchtige kanonnen, waarschijnlijk bij Emmerik en ze vliegen en donderen! 't Is dan ook prachtweer!
Maandag 19 Maart .
De hele nacht kanonnen gehoord. Vanochtend een fikse aanval van Jabo's op Doetinchem. Het denderde! De grote slag om Berlijn is begonnen! Hoi !!
Margo en ik vonden vanmiddag ieder een luis: ik in mijn pyjamabroek. Nu hebben we natuurlijk weer overal kriebel!
Dinsdag 20 Maart.
De ene spanning is nog niet voorbij of de volgende duikt alweer op. Vanochtend hoorden we, dat er voor Pasen een hele boel vrouwen zullen worden vrij gelaten: degenen, die niet staatsgevaarlijk zijn, en die door de Dienststelle behandeld worden. Ik vind, dat ik daar- voor wel in aanmerking kan komen. Stel je voor! offensief is ingezet.
Op ’t ogenblik beleven we ook nog een andere spanning: hiernaast wordt een ruitje ingezet. Gaat het onze ook dicht? Dat zou onze dood zijn. Neen hoor, niets gebeurd! We leven nog!! Vandaag allemaal flinke honger gehad. Dadelijk krijgen we weer havermoutpap van Totje! Het is nu al twee weken geleden, dat ik het laatste pak met eten van thuis kreeg!
Woensdag 21 Maart.
Lente! Zij doet haar intrede met een stralende dag. Vannacht om 12 uur schijnt het grote offensief in het Westen begonnen te zijn. Er wordt enorm veel gevlogen. Weer iets nieuws: zeer binnenkort gaat Else met een transport vrouwen, ernstige gevallen naar Westerbork. De rest zal wel worden vrijgelaten! Afwachten maar!
Donderdag 22 Maart.
Gisteren vertelde Toni, dat Else morgen naar Westerbork gaat. Ze beweerde, dat er geen vrouwen meegingen!! Totje blijft vandaag de hele dag liggen. 't Is hard nodig, want ze is er beroerd aan toe. En nu hebben we voor 't eerst in de verte haar lieve Jaapie gezien! Gisteren is de binnenstad van Doetinchem heel erg gebombardeerd. Twee honderd doden: vreselijk! Vanmiddag echt gezellig: Cor en Joop staan onder het raam; ze kletsen maar raak, 't kan ze niets meer schelen. Opatje Landwacht komt ook eens kijken en gooit klodders aarde door ons ruitje! Ze zijn allemaal even baldadig. Joop heeft een waterspuit! De „leuke” Pool is zelfs ook van de partij en vertelt ons: „Noch zwei Tage, und dann gehen Sie nach Hause!” Er is absoluut wat aan de hand. Klostermeier en van Maerel zijn weg en nu kunnen de Landwachters, als een stel hele kleine kinderen, doen wat ze willen.
Vrijdag 23 Maart.
Gisteren is „de dokter” bij Totje geweest. We zullen het daar maar niet verder over hebben. In ieder geval was het een reuze succes!
(Hij bleek naderhand een gevangene te zijn, een ondergedoken medisch student, vierde jaars, die nog nooit enige praktijk had gehad, volgens zijn P.B. dokter was en nu als zodanig moest optreden! Hetgeen hem niet erg handig afging!)

Else is niet naar Westerbork gegaan. Op 't laatste ogenblik is 't afgelast. Margo heeft gisterenavond namens ons allen al afscheid genomen. Nu zal ze vanmiddag wel weer hier komen? Ik ben ontzettend bang, dat 't niet zo zal zijn en ik laat me daar schandalig door beïnvloeden, want ik heb vandaag een rotbui! 't Is nog steeds prachtig weer en ik verlang ontzettend naar die zonovergoten Vrijheid! Enfin, dat doen we allemaal; laat ik niet zaniken!
Zaterdag 24 Maart.
Laatste grote nieuws: over 48 uur zullen we in de frontlinie liggen! Dus voor Pasen vrij! !? 't Is inderdaad een doorlopend gedonder en gebrul van kanonnen, mitraileurs, vliegtuigen, afweergeschut enz. Bovendien hebben de Tommies van Nijmegen tot Düsseldorf een nevelgordijn neergelaten, dus daar komt natuurlijk ook weer een offensief. Gisterenavond hebben we tot twaalf uur reuze herrie gemaakt om zogenaamd de laatste avond te vieren. 't Zal inderdaad zoveel niet schelen: Maandag of Dinsdag rekenen we. Vanochtend waren we weer wat gekalmeerd. Berth heeft haar hele zaakje al ingepakt! We hebben erg leuk gelucht: Totje ging ook weer mee en mocht naast Herr Klostermeier op het hondenhok in de zon zitten. 't Was een pracht gezicht! Ze is nu weer een heel eind beter, maar houdt zich nog rustig om de volgende week weer helemaal fit naar huis te kunnen gaan.
't Is al sinds 13 Maart pracht weer, net wat we hebben moeten! Laten we er dankbaar voor zijn! 't Schijnt dat Doetinchem moet evacueren!
Geen warm eten meer! De bakker had alleen nog wat roggebrood, waarvan we vanavond ieder een stukje kregen. Nu hebben we nog een stuk voor morgenochtend en dan is alles op! En er komt niets meer, beweert de keuken. Dus ze moeten ons wel naar huis sturen! Uit de keuken hoorden we, dat we waarschijnlijk morgen allemaal naar huis gaan. Gelukkig hebben wij van Totje nog eieren en gortpap. - Vanmiddag zijn parachutisten geland bij Bocholt. Er is weer een nieuwe alarmtoestand! 't Is een stapelgekke dag! We zijn allemaal enorm opgewonden.
Zondag 25 Maart.
Palm Zondag. De spanning is weer vorüber! De nacht was beroerd: we meenden gisterenavond een mannen-transport te horen vertrekken en maakten ons zorg, vooral over Jaap. Maar vanochtend bleek de zorg voor niets te zijn geweest: alle mannen zijn er nog! Hoezee!!
Sinds gistermiddag horen we vrijwel geen kanonnen meer. Moeten we veronderstellen, dat de Tommies zelfs in Het Grote Voorjaarsoffensief bij zó prachtig weer nòg zijn teruggeslagen? Neen, gelukkig niet: Wezel en Duisburg zijn gevallen, dus ze zijn naar het Zuiden afgezakt. Dus nog maar wat geduld! Pasen hier! Houd er de moed maar in! Er was ook weer gewoon warm eten.
Maandag 26 Maart.
„Week vol verrassingen!” zei Totje vanochtend! En waarlijk! De week begint prachtig: vanochtend zijn onze luizen-vriendinnetjes entlassen en één van de ontluisde luizen met Vader en broer en ook Minie. En vanmiddag, net toen we ons dutje wilden beginnen:
Herr Klostermeier: „Fräulein Tonsbeek machen Sie sich fertig!”
We wisten niet wat we hoorden en Totje zelf was dol van blijdschap. We pakken alles voor haar in. En toen ik aan Klostermeier vroeg, of de Brautigam ook meeging, en hij dat bevestigde, was alles helemaal O.K.! Roerend afscheid! Daar had ik al die tijd tegen op gezien. Ik wou me zo graag inhouden, maar 't ging echt niet: ik moest huilen. Ik was ook zó van haar gaan houden! Even later kwam ze nog terug om een fles te halen en toen gaf ze mij speciaal nog eens een dikke zoen!
Tien minuten later stonden we met z'n vieren op het luik voor het ruitje te zwaaien, naar Totje en Jaapie. Toen was alles voorbij!
Ze gingen de volle vrijheid in! Heerlijk voor hen, met Pasen thuis! Ik zal haar heel erg missen, maar wie weet, hoe gauw wij nu gaan, nu ze eenmaal zijn begonnen. In ieder geval zal ze aan Moeder schrijven! Van één kant beroerd, dat je je aan sommige mensen zo ontzettend gaat hechten, zoals ik dat heb. Enfin, je beleeft er toch ook hele fijne dingen door. Kom, ik ga maar wat proberen te slapen. In ieder geval heb ik de laatste nacht nog gezellig naast haar gelegen!
Dinsdag 27 Maart.
Gisteren een ontzettende rotdag gehad, lelijke egoïste! Laat ik toch bedenken hoe heerlijk het voor haar is.
Laatste nieuws van vanochtend: Rees gevallen. Contact met de parachutisten bij Bocholt. Nog 12 km. hier vandaan. Dat laatste lijkt me wel erg fantastisch!
Gisteren zijn hier 22 mensen ontslagen: 17 mannen en 5 vrouwen.
Een groot deel van Doetinchem is vrijwillig geëvacueerd. 't Wordt tijd dat ik naar huis ga: ik begin last van diverse kiezen te krijgen.
Laatste nieuws uit de keuken: Bij Wezel Tommies teruggeslagen en de parachutisten bij Bocholt vernietigd. We weten niet of we ’t geloven moeten.   't Is angstig stil, maar enfin, keep smiling! Een erg moeilijke dag! Totje weg, een gevangenis- Pasen in 't vooruitzicht, geen kanonnen, slecht nieuws, somber weer! Kop op! Laat je niet kisten!
Totje zal nu wel thuis zijn, laat ik daar blij om zijn. En binnen in me is 't ook zo’n rare boel: ik weet op 't ogenblik met mezelf geen raad en voel me geestelijk van de kook gebracht. Vanavond zijn de drie vrouwen naar huis gegaan, die vorige week zijn gekomen: de laatsten zullen de eersten zijn, de eersten de laatsten! En daarmee maak ik een slechte kans!
's Avonds tien over negen. Plotseling moesten we allen aantreden in de gang: Klostermeier geeft ons onze „effecten” terug. Naar huis? Nee, natuurlijk niet! In onze cellen terug, zegt Els, dat we ons reisvaardig moeten maken en we beginnen vol moed. Natuurlijk naar Westerbork! Zolang de Duitsers in ons land zijn, zullen wij gevaarlijk voor hen zijn. Lijkt er tenminste wel op! 't Is beroerd, dat 't nu weer langer zal duren voor we vrij zijn en dat ik zo ver van huis af kom, maar zolang we niet naar Moffrica gaan, is 't nog niet zo erg!
Als Els maar meegaat. Ik geniet van alle teruggekregen paperassen uit mijn tas en portefeuille en put nog even kracht uit een brief van tante Eus. Fijn! En nu zitten we rustig te wachten. Voor 't eerst is ons celletje verduisterd en we zitten te kijken bij een luguber, hoog lampje. 't Is gek, ik heb me de hele dag nog niet zo opgewekt gevoeld als nu.
En nu veertien dagen later: Woensdag 11 April.
Twee weken zaten we in het K.L. Westerbork. We knapten van moeheid en waren zwarter dan mijnwerkers, dankzij de heerlijke batterijen.
Op Goeden Vrijdag werd ons een jongenskop aangemeten: „Herrenschnitt”.
We marcheerden op klompen, die twee maten te groot waren, hoorden om vijf uur ’s ochtends het bevel: „Aufstehen!” en stonden om zes uur in de kou op appèl.
Kijk, daar staan ze, in rijen van vijf achter elkaar.
De „blokälteste” steekt haar verhaal af: „Morgenappèl der dritten April 1945. Soll sein: 97. Ist: 94. Krank: drei. Revier: keine. Entlassen: keine. Zugänge: keine. Im ganzen: 97!” Uitbundig getel der Aufseherin. Dan een geschreeuw: „Batterieën kommando, antreten!” We maken een kwart slag rechtsom. Dan één van ons: „Achtung, links, links, links, links, twee, drie, vier . . . . . .
1e couplet:
Hagel en sneeuw, kunnen ons niet deren,
Regen en wind, we kunnen er wel tegen,
Lach er maar om, en zet een blij gezicht!
't Is pech, maar zeg, 't komt alles weer terecht! Tra, la, la, la, la. . . . ”
2e couplet:
Scheur in je broek, het water sjielpt naar binnen
Klomp middendoor, wat nu toch te beginnen?
Lach er maar om, en zet een blij gezicht!
't Is pech, maar zeg, 't komt alles weer terecht! Tra, la, la, la, la . . -
3e couplet:
Eén ding is vast: mopp'ren helpt geen steek
Want als de zon eens door de wolken keek
En jou daar zag met zó een kwaad gezicht
't Is pech, maar zeg, 't komt alles weer terecht! Tra, la, la, la, la . . .
We galmen het uit, alsof we naar een vacantiefeest gaan, maar de batterijenbarak, laat wel iets anders zien!
En dan, buiten verwachting: de Bevrijding nadert! Verhalen over Doetinchem, de Kruisberg. . . .Even later: Zutphen bevrijd, Deventer, Coevorden, Meppel! We horen geschut, vliegtuigen. Voortdurend rijden auto's door het kamp! Gisterenavond . . . . . . . . . . geen appèl, geen Aufseherin.
11 April.
's Morgens uitslapen tot acht uur. Emotie! Niet naar de batterijen! Dat is ’t heerlijkste van alles. Dan horen we: alle S.D. weg! Alleen nog Wehrmacht.
Om twaalf uur 's middags zullen we aan het Roode Kruis overgedragen worden en we zullen VRIJ zijn. We kunnen het ons absoluut niet voorstellen! Dan komt een hoge Tolbeambte ons tellen. We vertrouwen het niks!
's Middags braden we in de zon, in afwachting van de totale bevrijding. Dan, in de loop van de middag: ‘Civielkleider anziehen?!? Toch nog!?! Voor de tweede maal wordt de Vrijheid voor ons neus weggekaapt.
's Avonds om half tien vertrek. We moeten lopen, hoe lang, dat weten we niet. Het duurt lang, voor we werkelijk weggaan, want we worden diverse malen geteld; dan blijkt, dat tien ’t hem gesmeerd hebben!
Er wordt lang gezocht en veel geschreeuwd. Tenslotte gaan we op weg. Zingend: „Lach er maar om . . . . ” Iedereen bezwijkt al drâ onder de zware bagage. '
t Is hopeloos! We sjokken voort, omgeven door een haag van Wehrmacht, die ’t zelf ook een waanzinnige toestand vindt en die ons geregeld heerlijke pepermuntjes toestopt. Na een tijd komen er een paar karren met paarden, eventjes opgeëist van de boeren, waar we langs komen. De oudjes mogen erop en gelukkig onze bagage ook. Dan sjouwen we weer verder, een deken omgeslagen. Het doet me sterk denken aan de Gennepse évacués, die in October door Zutphen trokken, alleen moeten wij het midden in de nacht doen. Tenslotte lopen we slaapdronken en waggelend over de weg. Eindelijk, eindelijk, tegen zes uur worden we op de deel van een boerderij in het stroo gedeponeerd. Fenny en ik worden door een Mof ondergestopt!!! We slapen onmiddellijk.
Tegen negen uur worden we wakker, krijgen karnemelk, kummelbrood en koffie. We zullen gedurende deze wonderlijke tocht gevoed worden met het eten van de compagnie. En dat belooft niet slecht te worden: ‘t Is een idiote toestand: we worden meegenomen door een troep Wehrmacht, die hals over kop terug moet trekken, die ons liefst alleen lieten lopen en die ons verzorgen als hun eigen kinderen. Er wordt verteld, dat we vijf nachten mee zullen mogen sjouwen. Enfin, overdag is ’t erg gezellig en we worden weer eens wat bijgevoed. En als 't goed blijft gaan, worden we heus wel door de Tommies ingehaald, want we horen het ge- schut nu heel sterk. Naar Duitsland kunnen we in geen geval meer, dus het is volkomen uitstel van executie!
Onderweg zijn er ook nog verscheidenen ontsnapt. Truus en ik hebben ook van alles geprobeerd, maar kregen geen kans. Enfin, dit is ook hoogst avontuurlijk. Na een heerlijke maaltijd, klinkt plotseling de order: inpakken en snel vertrekken. ’t Is ± 2 uur. Er zijn meer wagens en alleen de jongsten, waaronder ik, lopen. Stralende zon! We genieten van de pracht natuur. De bloesems zijn zo snoezig. Dat ik toch onder zulke omstandigheden voor 't eerst weer van de natuur zou genieten!
Van tijd tot tijd cirkelen Tommies boven ons en we zijn dolblij een gelegenheid te hebben voor oponthoud: misschien halen de Tommies ons nog in. Ze zitten nu vlak bij Assen, vandaar, dat we zo gauw en plotseling weg moesten. Na een tijd wordt er nog een wagen gerequireerd met heerlijke rubberbanden, waarop wij zitten met een gezellig stel. Onze bewakers stoppen ons vol met snoep en soms zelfs kuch. Langzamerhand wordt het donker en we sjokken nog maar steeds verder. Grote colonnes auto's die terugtrekken: 't Is een gejaagde, spannende drukte. Om twee uur 's nachts rijden we nog. Ik zit half te dommelen.
Door Groningen heen. Het is er enorm druk en een geschreeuw:„Halt! Weiter! Erhalten!” 't Is een hopeloos gedoe!
We zijn stijf van het zitten en de kou. En toch beleef ik alles met vrij groot enthousiasme, alleen al om het avontuur: een troep „politieke” vrouwen, die worden meegesleurd met de haastig terugtrekkende troepen, die ons uitstekend verzorgen, maar die ons toch wel erg graag kwijt willen, om nòg harder te kunnen vluchten. Tegen vier uur: eindelijk ons doel bereikt; we hebben veertien uur aan één stuk doorgetrokken. 't Valt niet mee om in 't stikdonker voor ± honderd mensen een bed te spreiden, maar 't lukt. We zijn nu zover, dat àlles lukt, wàt er ook moet gebeuren.
[12 april] De volgende morgen; kaakjes en blikjes vislever en we organiseren kuch, blikken geconserveerd vlees, pepermunt, kunsthoning! We eten de hele dag werkelijk aan de lopende band, alles door elkaar . . . 't Is een natuurlijke reactie op 3½ maand honger!!
Tegen half negen 's avonds vertrekken we. Ik zit op een gezellige kar met Kiek, Mechteld, Nonny, Rie Weimar, tante Jo en enkele anderen. 't Is mistig, koud en nat. We vormen een statig nonnenkoor met dekens als pijen omgeslagen. Heel behaaglijk! Halfweg moet er met lopers worden gewisseld en we slenteren een paar uur achter de wagens aan, Kiek, Mechteld en ik. De lengte van de tocht valt erg mee: tegen drie uur arriveren we; weer hetzelfde spelletje.
's Morgens krijgen we niets te eten, dientengevolge organiseren we zelf maar van alles: kaakjes, knolraap, hier en daar krijgen we een stuk droge kuch van een Mof. Het mopje, om ons flink te verwennen, schijnt er een beetje af te zijn. Ons aantal is aanmerkelijk verminderd: gisterenmiddag mochten ± dertien oudjes en zieken achterblijven en vandaag hier weer drie. Allerlei berichten, waar of niet waar, doen de rond: Groningen gevallen, parachutisten in Friesland. Ook dat we niet meer in Leeuwarden kunnen komen! De commandant is nu naar Leeuwarden om voor ons te pleiten bij de S.D. Misschien lukt het wel! 't Is belachelijk die spanning en onzekerheid, waarin we leven. Iedere dag en iedere nacht is een doorlopende aaneenschakeling van buitenissigheden. Wat een verhalen voor later!!
14 April.
Plotsklaps, vlak nadat ik dit laatste schreef „Sie sind allen entlassen!” Gejuich, gehuil!
Eindelijk hèt GROTE OGENBLIK, waarop we allen in zó grote spanning hebben gewacht!
De VRIJHEID die twee maal vlak voor onze neus voorbijging: Zij is er!!
En nu . . . . zo gauw mogelijk weg anders kon het wel weer eens mis gaan. 86 van de 90 vrouwen willen naar Groningen. Kiek, Mechteld, Non en ik vinden dit een onzinnig plan en zakken direct naar het Zuiden af, dolblij, dat we de kudde kwijt zijn. We lopen en maken enorm veel lol onderweg! We kunnen het niet beseffen, dat we nu kunnen gaan, waar we willen, dat we kunnen zeggen wat we willen! Dat we naar huis gaan! 's Avonds hebben we moeilijkheden met het zoeken van een onderdak: ze houden ons voor vluchtende N.S.B.-ers.Eindelijk worden we zeer gastvrij ontvangen bij een boer. Onmiddellijk wordt ons een groot bord pap voorgezet. We slapen met z’n vieren in een stroobox op zolder. 's Morgens: een uitgebreid ontbijt met pannekoeken en boterhammen mee. We lopen tot dicht bij Tolbert, waar we in een kerkje het Wilhelmus horen spelen. Even later ontmoeten we een man, die zichzelf rijkelijk onder het Oranje heeft gestoken. Hij vertelt ons, dat Tolbert vrij is en geeft ons een tientje om Oranje te kopen. Steeds meer mensen met Oranje komen we tegen. En daar .... hoog boven alles uit: fier wapperende vlaggen, rood, wit, blauw! Ons hart springt open …. de totale Vrijheid! Geen druk, geen censuur, geen tyrannie, geen slavenarbeid meer!! In een winkel kopen we oranje, krijgen een glas melk en tien gulden. Iedereen is even opgewonden en luidruchtig.
In het volgende dorp (de dorpen liggen hier vlak bij elkaar), Leek, luid gejuich vanwege opgebrachte N.S.B.ers. We gaan door tot Nietap. We pappen even aan met een troepje mensen op straat, die ons onmiddellijk mee naar huis nemen. Bij kruidenier Huizinga, worden we vorstelijk onthaald. Krijgen een diner, thee en 's avonds een heerlijk souper en allerlei heerlijks mee voor onderweg.
Om acht uur gaan we door naar Roden. We zien er de eerste Canadezen in een jeep en ons hart is dankbaar! Door de N.B.S. worden we ondergebracht voor de nacht. Non en ik samen. We worden volgestopt met pannekoeken, tot we niet meer kunnen en slapen dan voor 't eerst sinds ruim 3½ maand in een echt bed.
De volgende ochtend, Maandag 16 April, lopen we eerst een eindje en pikken dan een boerenkar naar Norg, waar we op het gemeentehuis den secretaris ontmoeten, die ons naar zijn huis stuurt. Ook daar worden we door zijn vrouw zeer hartelijk ontvangen en krijgen we een lekker diner. Als we om twee uur weer onderweg zijn, vinden we gauw weer een kar, die onze kant uitgaat. Zo komen we in Kloosterveen (?)
Daar gaan we bij een brug aan de grote weg zitten om een Canadese wagen op te pikken. We trekken onze Westerborkpakjes aan, om meer aantrekkingskracht te hebben. Maar ze gaan allen in Noordelijke richting: in de stad Groningen wordt nog steeds gevochten. Van een voorbijganger, die blijkbaar ons avontuurlijk verleden wel apprecieert, krijgen we samen twee sigaretten: echte Engelse!
Mechteld en Non gaan in een huis water drinken en komen even later met de boodschap terug, dat we daar mogen wachten op een N.B.S. auto, die 's avonds naar Smilde zal rijden. We zitten heerlijk in de zon en ik maak van de gelegenheid gebruik, om door Kiek mijn haren te laten wassen, die stijf staan en waar geen kam doorheen te krijgen is door al het batterijen-vuil. In Smilde krijgen we onderdak bij de commandant van de N.B.S. waar we weer, als vanouds, in het stroo slapen.
De volgende morgen, Dinsdag 17 April lopen we naar Hooghalen; Daar aangekomen gaan we aan de grote verkeersweg van Zuid naar Noord, zitten om „to try to get a lift!”
't Is smoor-warm en onmogelijk wandelweer. Om ± drie uur komt een wagen voorbij met een stel N.S.B. vrouwen erop, bewaakt door N.B.S. ers, die ons uitnodigen, mee te rijden tot Beilen, hetgeen we gretig aannemen, nadat we ons bord pap, gekregen van een boerin dichtbij, gauw op hebben geslurpt. In Beilen weten we niet goed meer wat te doen, totdat een Nederlandse Roode Kruis auto langskomt, die op ons weken, stopt. Hij gaat naar Emmen, en daar Non daar familie heeft, stapt ze in! Een zeer abrupt afscheid!!
Wij drieën gaan naar het N.B.S. huis, krijgen daar nieuwe papieren, om overal door te mogen en heerlijke boterhammen met kaas en ham. Voor het gebouw staat een N.B.S. auto met bemanning, die ons inviteert om mee naar Hoogeveen te rijden! Zó moet 't gaan!!!
Halverwege, bij Spiers, gaan we met de heren mee, een Canadees kamp bezoeken. We zitten midden tussen de jongens in, krijgen sigaretten en chocola en daarna een uitgebreid souper: croissants, spierwit brood, Australische boter, cornett beef, eieren, thee.
In het B.S. huis te Hoogeveen worden we met de meeste hoogachting ontvangen. Wij krijgen onderdak bij de familie Baard. Over enkele dagen wordt ons gezegd, kunnen we meerijden met ritmeester van Marle, kapitein van de Brigade Prinses Irene, die per auto naar Breda moet.
's Avonds hebben we in het B.S. huis nog een meeting met van Marle, een Nederlands sergeant en een Engelsman. Hij verzekert ons, ons mee te zullen nemen. Daarna lopen we door Hoogeveen te paradéren, kletsen met de Canadians, krijgen sigaretten en hebben enorm veel bekijks.
Woensdag 18 April , besteden we om onszelf een beetje in fatsoen te brengen. We wassen ons nog steeds zeer grauwe lichaam, strijken onze pakken op, kopen veters, knopen, toiletpoeder en gelaatspoeder en zien er ’s middags werkelijk keurig uit. Maar 't blijkt, dat we vandaag nog niet weggaan. 's Avonds in het B.S. huis hebben we een alleraardigste ontmoeting met een secretaresse van de Staf van Prins Bernhard, Mevr. Bruining uit Eindhoven. Als ze wegrijdt doen we haar uitgeleide en voelen ons als een gewichtige erewacht. Er zijn ook Joden uit Westerbork, die tot vervelens toe om ons heen zwermen en ons op limonade tracteren.
Donderdag 19 April.
's Middags in het B.S. huis worden we gevraagd mee te gaan naar een gebouw waar een geweldige stapel Moffenschoenen liggen. Wij als ex-politieke gevangenen, mogen daar een paar uitzoeken, hetgeen me uitstekend lukt!
Plotseling krijgen we de boodschap, dat we om zes uur bij het huis moeten zijn, waar van Marle is ingekwartierd. Tegen half zeven vertrekken we in een pracht auto! De Engelsman is er ook. We kunnen onze weelde niet op! Om ons te vermommen, want we mogen eigenlijk niet meerijden, heeft Kiek de jas van den Engelsman aan, Mechteld een leren vest van v. Marle en ik, in blauwe overall ben de monteur!! De jongenskoppen doen de rest wel. Onderweg wordt er nog grandioos gesoupeerd.
We naderen Deventer en daar bij de „Bannink”(?) worden Kiek en Mechteld bij een oom en tante afgezet en met gejuich ontvangen!
Nu zit ik vorstelijk alleen achter in de auto! Mijn hart klopt. We zijn vlak bij Zutphen. In de verte zie ik nog vaag de torens, dus die staan er nog! Over de Laarbrug! Coehoornsingel! Hoe zou het zijn?
Plots zie ik Vader voorbijlopen. Ik zeg het en van Marle draait direct om. Ik spring eruit en omhels Vader! Hij weet niet wat hij ziet!
Na een hartelijk afscheid van v. Marle en den Engelsman, lopen we gauw naar van Meer, waar Moeder nog huist en waar alles in orde is!
Een emotioneel wederzien!! Iedereen omhelst me en vraagt honderd uit!
Een fles champagne wordt opengetrokken, heerlijke sandwiches verschijnen, sigaretten worden tevoorschijn getoverd!
Thuis!! Eindelijk!! Tòch weer in veilige haven beland!
____________________________________________________

Liedjes die we in Westerbork zongen:
We zitten in Westerbork,
We zitten er goed!
Al blijven w'er jaren,
We houden moed!
We zijn er verbannen
Van huis en van haard;
Maar we blijken vrouwen,
De moeite waard!
( Wijze: ik had een wapenbroeder! )
We zitten in de bajes,
Onschuldig allemaal!
Wij weten absoluut niets,
Neen, heus, mijnheer,
Wij weten niets!
Het is een groot schandaal!
Het is een groot schandaal!