De ontsnapping van Oma Doet


door Karel Berkhuysen
op basis van onder meer interviews van
Ytje Stevens-Roorda, kleindochter van Binne Roorda


Als een van de weinige Doetinchemse
Joden overleefde Zelma Philips de oorlog.
Dankzij een Gronings domineesgezin

Het leeggehaalde pand Hamburgerstraat 6 van Philips. Het werd op 1 mei 1943 'gekocht' door een NSB-makelaarsechtpaar. Evenals diverse woningen van de familie Philips.

H et is zaterdagmiddag 3 oktober 1942 als om vier uur de voordeurbel klinkt van de woning in de Ernst Casimirlaan 4a in Groningen. Grietje, de veertienjarige dochter van dominee Binne Roorda, doet de deur open. Op de stoep staat een vrouw met een jongentje. Het zijn Aletta van Dam-Philips en haar zesjarige zoon Jacob. De vrouw vraagt naar meneer Roorda. Als Grietje zegt dat hij niet thuis is, vraagt ze of ze binnen mag komen om op hem te wachten.
Grietje is een van de vijf kinderen van Binne Roorda. Ze heeft twee zussen, Foekje en Ytje, en twee broers: Gerrit en Philip. Hun moeder Pietje is na de laatste bevalling aan kraamvrouwenkoorts overleden. Daarna is Maaike de Zoete als huishoudster bij hun komen wonen. De kinderen noemen haar Juf.



Foekje, Gerrit, Binne , Ytje, Philip en Grietje (vlnr)

Alletta is getrouwd met Aalje. Zij hebben enige tijd geleden te horen gekregen dat wanneer ze snel onder zouden moeten duiken, ze zich konden melden bij dominee Roorda.
Als Binne Roorda na enige tijd thuiskomt, schrikt hij als hij Aletta en haar zoontje ziet. Hij realiseert zich onmiddelijk waar het om gaat.


binne roorda


Binne Roorda


’s Avonds belt ook Aalje aan. Hij heeft hun zoon Benjamin van twaalf bij zich. Ze hebben tijdens de wandeling naar de woning hun gele sterren afgedaan. Binne zegt dat ze met het hele gezin kunnen blijven.

Oma Doet

Een jaar eerder, op 8 oktober, was in Doetinchem de eerste razzia geweest. Talloze joodse inwoners werden opgepakt, maar velen wisten de dans te ontspringen omdat ze onderdoken of tijdig waren gewaarschuwd.



Johan Philps


Zelma Philips-Stoppelman


In de nacht van 17 op 18 november 1942 volgt een tweede grote razzia in Doetinchem. Daarbij worden 57 Joden thuis gearresteerd. Ze worden naar de Sociëteit in de Grutstraat gebracht, 's ochtends vroeg met de GTM-tram naar Dieren en daarna met de trein naar Kamp Westerbork. Onder hen bevindt zich ook Jacob Philips, de vader van Aletta. Zijn vrouw Zelma is niet gearresteerd. Zij was bij de inval niet thuis. Ook daarna is zij onvindbaar.
Haar verdwijning wordt op 4 december bij de politie gemeld. Die stelt vervolgens een onderzoek in. Tijdens dat onderzoek verklaart haar behandelend arts Jan Houtsma (sr) dat ze waarschijnlijk zelfmoord heeft gepleegd. Geen vreemd antwoord want in diezelfde nacht werd de joodse Betje Hartog door buren bewusteloos op de keuekenvloer aangetroffen met twee gasslangen in haar mond. Vrienden bleven die nacht bij haar waken zodat ze overleefde. Vijf maanden later stierf ze in een gaskamer van Sobibor.
Maar Houtsma weet dat Zelma geen zelfmoord heeft gepleegd, maar aan arrestatie is ontkomen door als ischiaspatiënt te verdwijnen in het Algemeen Ziekenhuis.
Vanuit haar ziekenhuisbed stuurt Zelma een brief naar de heer en mevrouw Van Dam in Groningen, de schoonouders van Aletta. Zij zijn nog niet ondergedoken. Via hen hoort ook Binne Roorda van Zelma's nijpende situatie. Hij besluit daarop om haar op te halen.
Als Binne Roorda in Doetinchem bij het ziekenhuis aankomt, hoort hij dat de Duitsers die het bewaken ’s middags samen met het ziekenhuispersoneel een theepauze hebben. In die pauze vertelt hij Zelma dat ze onmiddellijk met hem mee moet gaan. Dat doet ze, en niet veel later staan beiden op het treinstation. Ze zijn net op tijd voor de trein naar Arnhem. Kort daarna wordt het station afgesloten en wordt iedereen gecontroleerd.
In Arnhem blijven Binne en Zelma een paar dagen bij familie van Binne, oom Lieuwe. Daarna stappen ze, apart van elkaar, in de trein naar Groningen die vol zit met Duitse soldaten. Zelma heeft daarbij het geluk dat ze er niet joods uitziet. Ze komen dan ook veilig in de Ernst Casimirlaan aan. Daar wordt ze al snel door iedereen Oma Doet genoemd, omdat ze in Doetinchem woont.


Jacob Philips (Benjamin van Dam)


De ouders van Aalje en hun nicht Roza Lazarus wonen ook in de stad Groningen. Roza verzorgt het oude paar. Ze hebben een zogeheten Sperre die voorkomt dat ze worden opgepakt. Binne Roorda beseft echter maar al te goed dat dat slechts een kwestie van uitstel is. Op een avond in maart 1943 haalt hij hen met Gerrit, Grietje en Foekje op. Ook zij krijgen onderdak in zijn woning. Van het verzet krijgen ze voedselbonnen. Voor vijftien mensen eten kopen in een winkel zou immers te veel opvallen.
Hoe zal met haar man Jacob en haar zoon Johan gaan, vraag Zelma zich af.
Ze weet niet dat Jacob na de razzia naar Kamp Westerbork is gebracht en op 12 december 1942 is gedeporteerd naar Auschwitz. Daar is hij drie dagen later vermoord: 62 jaar oud.
Johan is op 1 september 1942 in een werkkamp in Ruinen geplaatst en een maand later, op 2 oktober naar Westerbork gebracht. Daarna kwam hij in het werkkamp Monowitz bij Auschwitz terecht. Daar sterft hij op 28 februari 1943, op 38-jarige leeftijd.
De inval
In de nacht van 6 op 7 februari 1944 wordt er hard op de voordeur gebonsd. Duitsers! Ze slaan een ruitje kapot en gooien een traangasgranaat naar binnen. Philip en Gerrit verstoppen zich vliegensvlug in een schuilplaats, een afgetimmerde ruimte tussen de slaapkamer en de onderliggende woonkamer. Hun zussen schuiven er een plank voor. De acht joodse onderduikers zitten achter een boekenkast, onder het schuine dak in de voorste slaapkamer.
Dan stormen de Duitsers het huis binnen. Ze hebben het traangas gebruikt omdat ze ervan uitgaan dat op die manier degenen die zich hebben verstopt wel tevoorschijn zullen komen. Dat gebeurt niet. De joodse onderduikers krijgen frisse lucht door een gat in de muur van een steen die is verwijderd.
Een Duitser kijkt boven vluchtig rond en ziet niemand. Vanwege het traangas vertrekt hij daarop snel.


Maaike de Zoete (Juf)


Binne Roorda wordt tussen Duitse soldaten weggevoerd. Grietje rent er achteraan. "U mag mijn vader niet menemen! U mag mijn vader niet meenemen!", roept ze.
De Duitsers brengen hem naar Het Scholtenhuis aan de Grote Markt, het beruchte hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst. Daar ondervindt hij de martelpraktijken van de SD.
Daarna wordt hij opgesloten in het Huis van Bewaring. Diverse keren halen de Duitsers hem daar uit zijn cel om hem opnieuw naar Het Scholtenhuis te brengen om hem nogmaals te verhoren en te martelen. Telkens als hij weer terugkomt in zijn cel wordt hij door medegevangenen geholpen en verzorgd.
De Duitsers doorzoeken opnieuw zijn woning aan de Ernst Casimirlaan. De onderduikers zijn echter al lang vertrokken en naar veiliger adressen gebracht. Ook Philip en Gerrit zijn ondergedoken.

De bevrijding

Binne Roorda wordt een aantal weken in het Huis van Bewaring in Groningen gevangengehouden. Daarna wordt hij met een transport op 17 maart 1945 per trein naar concentratiekamp Neuengamme afgevoerd.
Als dat kamp vanwege de naderende geallieerden een maand later wordt ontruimd, belandt hij in een nabijgelegen subkamp, Sandbostel. Daar sterft hij eind april 1945 door uitputting.
Hij redde met zijn gezin acht leden van de familie Philips en Van Dam. Zij overleven de oorlog.
Dat blijkt niet het geval voor veel familieleden van hen Na de bevrijding wordt duidelijk dat 120 van hen in Auschwitz en Sobibor zijn vermoord



__________________________________________________

Uit Joodse gemeente Doetinchem vermoord:
Jacob Philips
- Johan Philips
Sebilla Philips-Jacob
- Alex Philips

Foto's: collectie Ytje Stevens-Roorda
Lees meer: op de website van Ytje Stevens-Roorda