Van De Kruisberg naar Westerbork


door Karel Berkhuysen

In de gevangenis van de Sicherheitsdienst De Kruisberg zaten in het maart 1945 tientallen verzetsmensen gevangen. Bij het naderen van de geallieerden luidde het bevel: executeren.
Op 27 maart 1945 brachten de Duitsers 63 politieke gevangenen van De Kruisberg naar kamp Westerbork: 6 mannen en 57 vrouwen.

In de SD-gevangenis De Kruisberg is het gedonder dag en nacht hoorbaar. Dat geldt ook voor de tientallen gevangenen in hun cellen. Een geluid dat hun als muziek in de oren klink omdat ze beseffen dat het front dichterbij komt.
Einsatzkommandoführer Bernard Haase in Lochem is verbaasd dat hij nog geen enkele melding heeft gehad met betrekking tot de gevangenen. Dit terwijl Doetinchem in een tijdsbestek van vijf dagen al drie keer is gebombardeerd. Wel heeft hij een bericht ontvangen dat er bomschade is aan de gevangenisvleugel. Over het lot van de gevangenen weet hij echter niets. Wat hij wel weet is dat er een bevel van Himmler en het Oberkommando van de Wehrmacht is om ingeval van drohender Ortskampf de lichte gevallen onder de gevangenen vrij te laten en de zware te executeren.
Haase belt daarom Kommandoführer Ortmann in Doetinchem. Hij draagt hem op om gevangenen vrij te laten waarvan hij vindt dat dat op basis van hun delict verantwoord is.
Dat weigert Ortmann omdat hij vindt dat de gevangenen toebehoren aan de Sicherheitsdienst van Schöngarth.
Haase laat zich niet afschepen met dat antwoord en belt Hans Kolitz. Hij vertelt dat executies onuitvoerbaar zijn. Vervolgens vraagt hij om twee vrachtauto's uit Deventer voor een transport van de overgebleven gevangenen. Uiteindelijk krijgt hij die toestemming.
Op maandag 26 maart horen de gevangenen dat Wesel en Rees door de geallieerden is ingenomen. Of het bericht klopt weten ze niet, maar de hoop groeit. Die neemt nog eens toe als plotseling 22 gevangenen worden vrijgelaten: 17 mannen en 5 vrouwen.
Als de volgende avond om tien over negen uur de laatste 63 gevangenen onverwacht aan moeten treden, hopen ook zij op vrijlating. Die hoopt wordt echter onmiddellijk de grond in geboord als ze te horen krijgen dat ze weer naar hun cellen moeten om zich reisklaar te maken. "Jullie gaan naar Westerbork", is de mededeling.
Even later verlaten 57 vrouwen en 6 mannen in twee vrachtauto's De Kruisberg. Een levensgevaarlijke tocht, want geallieerde vliegtuigen schieten op vrijwel alles wat beweegt.
 
De Vrouwenmars
De 57 vrouwen worden als politieke gevangenen ondergebracht in de strafbarakken van Kamp Westerbork, afgezonderd van achtergebleven Joden. Daar verblijven ze samen met vrouwen die afkomstig zijn van de Willem III-kazerne uit Apeldoorn. Daaronder ook Annie Vastenburg, de vrouw van de bij de Woeste Hoeve gefusilleerde PGEM’er Klaas Vastenburg. Andere vrouwen zijn afkomstig uit Huizen van Bewaring van Zwolle en Groningen.
Hun haren zijn met enige happen geknipt door een soort leerlingkapper: Herrnschnitt wordt het genoemd. Ze dragen blauwe overalls met grote rugnummers. De 23-jarige Truus Bresser uit Arnhem heeft rugnummer 29.
Elke morgen staan ze in vijf rijen achter elkaar op appél. Na een telling volgt dan luidkeels het commando van de Aufseherin. “Batterieënkommando, antreten!”
In de barakken 56[1] en 57 moeten de vrouwen vervolgens batterijen uit elkaar halen zodat ze gerecycled kunnen worden[2]. Evenals de anderen wordt ook Jacoba van der Kun van de Zutphense LO-groep zwart van de werkzaamheden.
Als de vrouwen op woensdag 11 april wakker worden, horen ze dat de SD'ers het kamp verlaten hebben. Er zijn alleen nog maar wehrmacht-militairen. Even later krijgen ze te horen dat ze ’s middags aan het Rode Kruis worden overgedragen. Vol ongeloof kijken ze elkaar aan. Eindelijk vrij …
‘s Middags klinkt echter het bevel: Civielkleider anziehen! Er wordt geteld: tot 116. De vrouwen vrezen het ergste.
‘s Avonds om half tien staan ze op appél. Daarna vertrekken ze te voet, omgeven door meer dan vijfhonderd wehrmacht-militairen. De hele nacht lopen ze door. De volgende ochtend om zes uur komen ze aan bij een boerderij waar ze een paar uur op de deel in het stro slapen.
Als ze wakker worden krijgen ze koffie en brood van de Duitse militairen. Daarna gaat de voettocht verder over de Drenthse heidevelden in de omgeving van Assen. Onderweg weten enkelen te ontsnappen en af en toe blijven zieken en ouderen achter. In de verte is kanongedonder te horen en vliegtuigen cirkelen voortdurend boven de groep die steeds vaker wordt gepasseerd door colonnes terugtrekkende Duitse voertuigen. Vervolgens lopen ze door Groningen. Na veertien uur aan een stuk te hebben gelopen bereiken ze ‘s nachtsom vier uur een slaaplek.


De volgende ochtend om half negen vertrekken ze weer. Het is koud en mistig. De vrouwen hebben een deken om. Soms kunnen ze een tijdje meerijden op een van de van boeren gevorderde karren. Ze doen zich tegoed aan allerlei lekkernijen die ze van de militairen krijgen. Ze eten, na de maandenlang honger, de hele dag door. Dat geldt zeker voor Annigje den Hartog, de verpleegster die al tijdens het mislukken van Pegasus II in november gevangen zit.
Langzaam maar zeker wordt de groep door Canadezen ingesloten. De vrees bestaat dat In Visvliet, nabij Grijpskerk, na een tocht van ruim zeventig kilometer klinkt plotseling op zaterdag 14 april: “Sie sind allen entlassen.”
Gejuich. Gehuil. Eindelijk.
Vrij.


Een enthousiaste begroeting na de vrijlating op 18 april met Prins Bernard


_________________
[1] In 1957 werden enkele barakken verkocht. Barak 56 werd gedemonteerd en verkocht aan een boer in Zelhem. In 2014 werd de barak geschonken aan Herinneringskamp Westerbork en teruggeplaatst op de oorspronkelijke plek.
[2] Ook Anne Frank werkte in barak 56.