Na de invasie in Normandië in juni 1944 en de daaropvolgende snelle opmars van de geallieerden, stokt het front begin september in Noord-België. De Britse commandant Montgomery lanceert daarom het plan Operatie Market Garden. Door middel van een snelle aanval wil hij een corridor bewerkstelligen via Eindhoven, Nijmegen en de Rijnbrug bij Arnhem.
Een staking van het spoorwegpersoneel zou dan voor de geallieerden van groot belang zijn, omdat de Duitsers dan niet in staat zijn om versterkingen via het spoor aan te voeren. Het is daarom de bedoeling dat de Nederlandse regering in Londen het NS-personeel op zal roepen om over te gaan tot een algemene staking. Dat houdt dan wel in dat de stakers onder moeten duiken en zij en hun gezinnen geen salaris meer zullen ontvangen. Het Nationaal Steun Fonds, een verzetsgroep die al vanaf begin 1942 onderduikers en verzetsorganisaties financieel ondersteunt, zegt de stakers echter inkomsten toe.
De Doetinchemse verzetsleider Jan Houtsma vraagt aan Clemens Berntsen en Wim Moorman uit Beek om stationschefs in de Liemers te bewegen het spoorwegpersoneel over te halen om te staken als het moment daar is.
Onder de schuilnamen Klein en Groot gaan beiden vervolgens gesprekken aan met de stationschefs van Zevenaar, Didam en Wehl. Hetzelfde gebeurt ook op talrijke andere plaatsen
In de vroege ochtend van zondag 17 september stijgt in Engeland de grootste luchvoot ooit op. Degenen die hun radio niet hebben ingeleverd, hebben ‘s nachts tijdens de uitzending van Radio Oranje de codezin De kinderen van Versteeg moeten onder de wol kunnen horen; de oproep van de Nederlandse regering voor het spoorwegpersoneel om over te gaan tot een algemene staking.
Na dagelange gevechten mislukt Operatie Market Garden omdat de Duiters de Rijnbrug weten te behouden. Het NS-personeel blijft echter in staking: ruim 30.000 NS'ers. Voor hen en al die honderdduizenden andere onderduikers is veel geld nodig. Dat wordt onder meer verkregen door de kluis van de Spoorwegen in Utrecht te kraken. De oprengst bedraagt 1 miljoen gulden. Een Rotterdamse knokploeg weet 1.2 miljoen te vergaren. Toch is het lang niet genoeg.
De president van de Nederlandsche Bank, mr Leonardus Trip, heeft uit protest in 1941 ontslag genomen. Hij zit ondergedoken in Zwolle. Hij tipt het verzet in Twente dat in de kluis van de Nederlandsche Bank in Almelo tientallen miljoenen guldens aan bankpapier ligt.
De knokploegleider in Almelo is Derk Smoes uit Vriezeveen. Hij kent de situatie in het bankgebouw aan de Wierdensestraat precies omdat hij er heeft gewerkt. Daar kwam echter noodgedwongen en eind aan toen werd ontdekt dat hij een revolver van de NSB-directeur had geleend om er twee gevangenen mee te bevrijden. Sindsdien zit hij ondergedoken.

De Nederlandsche Bank in Almelo in de Wierdensestraat
Na de tip van Trip wordt het plan voor een eventuele overval in de keuken van slagerij Eshuis in Wierden door de knokploeg besproken. Vanwege de grootte van het bedrag wordt vervolgewns via een geheime zender aan de regering in Londen om toestemming gevraagd.
Een gecodeerd telegram volgt op 7 november:
Adviseer in omloop te brengen wat voor financiering verzet nodig is. Rest goed verbergen of vernietigen.
De ploeg bereidt alles tot in detail voor. Expediteur Willem Meenks uit Rijssen is gevraagd om voor een vrachtauto te zorgen. Hij weet echter niet beter dan dat hij kisten aardappels af moet halen.
Dan wordt een datum gekozen: woensdag 15 november. Een dag eerder is in café Frielink in Harbrinkshoek de laatste bespreking. Er zijn elf mannen aanwezig. Derk Smoes zegt dat degene die zich nog terug wil trekken dat nog kan doen. Niemand maakt van die mogelijkheid gebruik.