Iet Gerritsen



De familie Gerritsen woont aan de Varsseveldseweg, pal tegenover de Veemarkt. Frans is typograaf bij Uitgeversmaatschappij Misset en is getrouwd met Jo Wennink. Zij hebben twee dochters: de 23-jarige Iet en de 18-jarige Janny.
Iet maakt onder de schuilnaam Mien Dales deel uit van een verzetsgroep. Ze was ooit begonnen met de verspreiding van de illegale krantjes Vrij Nederland en Trouw en met het onderbrengen van onderduikers, maar inmiddels is ze koerierster van een zendgroep die uit drie vrouwen en vier mannen bestaat. Ze observeert onder meer militaire objecten en verzamelt strategische informatie. Tevens brengt ze codeberichten naar marconisten die de berichten op hun beurt doorseinen. Ook brengt ze doorgeseinde ontvangen berichten naar andere verzetsgroepen. Voor dat doel heeft ze een zakje aan de binnenkant van haar jarretelgordel genaaid.
De informatie die haar groep verzamelt, wordt door middel van een zender verzonden naar het Bureau Inlichtingen.
Vervolg TEKST VOLGT
Iet Gerritsen

Iet (zittend links) met haar ouders en haar zus Janny.

Woensdagmiddag 21 maart 1945,
zeven minuten voor vijf



I et Gerritsen heeft bijna zes weken gevangen gezeten op De Kruisberg , de gevangenis van de Sicherheitsdienst. Een week eerder is ze vrijgelaten. Ze is EHBO'er. De gehele oorlog heeft ze cursussen gevolgd. Op woensdagmiddag 21 maart is ze in de ouderlijke woning aan de Varsseveldseweg, tegenover de Veemarkt. Die dag schrijft ze in haar dagboek:


De lente had buitengewoon mooi ingezet, de zon scheen en het was zelfs al lekker warm. Tegen kwart voor vijf kwam Janny (zus, KB) thuis. Vader was wel naar beneden gekomen maar had zijn schoenen nog niet aan.
Ze begonnen steeds meer vliegen. We stonden voor het huis: Janny, Corry, mevrouw en ik. (De heer en mevrouw Bon en Corry woonden bij hen in omdat hun huis op het Pasplein was gevorderd en werd bewoond door de NSB-burgemeester Daems , KB)
We zagen een groep bommenwerpers aankomen, bij de ambachtschool draaien en weer terugkomen. We zeiden al: ‘ze verspreiden zich zo. Pas maar op.’ En opeens hoorden we het geratel van een neerkomende bom. We renden weg en ik viel nog net van de onderste treden van de keldertrap af toen de geweldige slag kwam. Wat daarop volgde was vreselijk. De ene bom na de andere. Met een ontzettend lawaai kwamen ze naar beneden. Ik dacht heus dat het niet goed zou aflopen met ons allemaal. Wat een angst sta je uit. Even later was het over en vader ging naar boven. Hij riep: ‘O je ziet niets. Alles is stof en glas.’
Wij er ook uit. We zagen alleen een paar fietsen op straat liggen, zonder mensen erbij. Even later kwam alles naar buiten. De stad rookte ontzettend en de eersten kwamen al uit de stad, huilend en wel. We hoorden dat de Boliesraat, Waterstraat en Hamburgerstraat erg getroffen waren. Steeds meer dikke rookwolken stegen op. Ritsjouw (buurman, KB) kwam aangelopen met een heel bebloed hoofd. Hij was bij Mogendorff (Boliestraat, KB) onder het puin vandaan gekomen. Ik moest wel weg maar was ontzettend angstig omdat moeder er niet was. Jo riep me om haar vader te verbinden. Toen ik daarvandaan kwam was moeder weer thuis. Wat een geluk. Iedereen weer bij elkaar.
Ik wist toen al wel dat ik de stad niet in zou kunnen en ben daarom direct naar het ziekenhuis (Algemeen Ziekenhuis, KB) gegaan. Daar was alles in rep en roer. De gewonden stroomden binnen. ’t Was overal bloed waar je keek en liep. De hele tweede gang was vol. De ene brancard aan de andere en een gekerm en gejammer. In het hele huis waren de ramen er uit. Alles lag vol glas. Eerst hebben we de dokters-, zusters- en röntgenkamer leeg gemaakt en stromatrassen neergelegd en daarna de patiënten daarop overgelegd. Dr. Prakke was al druk bezig maar voor hij kon beginnen met opereren moesten de gewonden eerst gesorteerd worden.
Dr. Smeenk pakte mij meteen om haar te assisteren. Ze had een patiëntje in de barak dat bijna stikte .Ze moest direct ingrijpen anders was het mis. Ik met wat alcohol naar de barak. De instrumenten flamberen, het kind op de tafel en toen begon het. Ik had het kind vast en een zuster hielp ook. Dat waren twee personen te weinig. Ondertussen werd het schemerig. De petroleumlamp moest er bij aan. Toen was het helemaal geen doen. Een keer vlamden een paar haren van dokter aan. We konden slecht zien, de instrumenten waren niet compleet, er waren geen handschoenen en veel was niet steriel. Nog nooit zoiets beleefd. Dr. met haar vingers in een wond van vijf centimeter. Toen de spanning of alles wel goed zou gaan, want dokter kon de luchtpijp maar steeds niet pakken. Opeens zegt ze ’O God, wat moet ik doen. ’t Kind gaat dood’. We konden ’t kind ook haast niet meer houden. ’t Was tot stikkens benauwd en begon te spartelen. Als we opkeken was het helemaal vreselijk. Rechts van ons brandde de Doetinchemse toren als een fakkel. Een erg naar gezicht. Links van ons de huizen van Koudijs – Droffelaar. Alles één vuurgloed. Eindelijk lukte de intubatie toch. Gelukkig, dat was tenminste klaar. ‘t Kind kwam zienderogen bij**.
Toen meteen weer naar ’t Huis (kinderen verbleven in een paviljoen, naast het ziekenhuis, KB). Daar was ’t nog steeds vreselijk. Dr. Smeenk kreeg de opdracht om alle mensen met shock te behandelen. Daar begon ons werk. ’t Was heel erg wat we onder handen kregen. Wonden zoals we geen van allen ooit gezien hadden. Verbrijzelde armen en benen enzovoort. Ze zagen er ontzettend uit. In de achterste wachtkamer lagen de mensen die niet meer geholpen konden worden. Ze kregen een beetje water voor zover dat nog kon. Anderen waren al dood.
Toen begon de behandeling. Heel veel bloedtransfusies. Er waren twee donors opgekomen en verder werden de meisjes uit de keuken meteen getest. Veel bloedplasma hebben we gebruikt. We zagen er uit. Onder het bloed. Het was maar goed dat de directrice echte koffie had gezet en er goede sneetjes brood met kaas, harde eieren en hompjes kaas bij gaf. We hadden ’t wel nodig want we werden er bijna naar van. De mensen stierven ons onder de handen. Ook nog een neef van Van. Zadelhoff. Hij was bij bakker Dimmendaal en heette Berendse. Hij kende mij wel, maar ik hem niet, alleen van gezicht. Ko Kopmels lag er ook en was er erg aan toe. Hij vertelde me nog dat zijn vader was gedood. Later bij het koffiedrinken hoorden we wat namen van getroffenen. Dat waren onder meer meneer Fust, Kopmels, Leo Stein, Borgstein, Coba van de Broek, Harry Zetsma, Hermientje Tiecken, Sophie van Zadelhoff, Nonny Ziesel, Anne Zwaal, Egge Koolenbrander, Dick Masselink, Jo Volgers met haar moeder, Van Bremen, De Wilde en dan nog zoveel anderen. De moeder van de kinderen Dirksen ook.
Van Mijnheer Fust is het ook heel erg. Hij was aan het zoeken in het puin van ‘t huis Overling dat maandag de 19de was gebombardeerd, gelijk met de Diederichs (Nemaho, KB) . Er waren 14 slachtoffers waaronder bijna het hele gezin Diepenbroek en het zoontje Overling. Mijnheer Overling ligt gewond in het ziekenhuis en Fust zocht naar een foto van Albertje. Nu is hij zelf gedood en dat met mevrouw in zo’n toestand. Zij verwacht volgende maand een baby.
’t Is allemaal ontzettend. ’t Is een ramp voor onze stad en waar is het voor nodig. Ik zie het nut er niet van in. ’t Is schandalig zo’n bombardement. Wat een slachtoffers.
't Is vreselijk.





** In 2019 ontdekte Stichting Doetinchem Herdenkt wie het meisje was. Ze bleek met haar familie geëvacueerd in de Slangenburg.
Lees : Levend monument in de Slangenburg.
KB : Karel Berkhuysen


Schenking van unieke oorlogsdagboeken


DOETINCHEM - Onlangs mocht Stichting Doetinchem Herdenkt een bijzondere schenking in ontvangst nemen. Het betreft elf dagboeken van de in 2002 overleden Iet Gerritsen die zij tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft bijgehouden.


De dochter van Iet Gerritsen overhandigde de dagboeken aan Karel Berkhuysen, voorzitter van de stichting. Hij is uitermate verheugd over de schenking. “Het zijn unieke dagboeken, want ze beschrijft dagelijks nauwgezet wat er gebeurt in de stad. Op die manier krijg je een goed beeld van de situatie en hoe inwoners die beleven. De eerste dag die ze beschrijft is 1 oktober 1941. De laatste 1 juni 1945. Het feit dat ze deel uitmaakt van een verzetsgroep die zich onder meer bezighoudt met het onderbrengen van onderduikers, het verzamelen van informatie en het verzenden ervan maakt het extra waardevol.”
In die periode van drie-en-een-half jaar ontbreken twee dagboeken. Van 18 juni 1944 tot 13 maart 1945. “Die zijn tijdens een inval in haar ouderlijke woning door de Sicherheitsdienst gevonden en in beslag genomen. De een had ze net vol en in de andere was ze net begonnen met schrijven. De overige dagboeken had ze onder de vloer verborgen en zijn daarom niet gevonden toen tien SD’ers op 31 januari binnenstormden en het hele huis op de kop zetten.”
Later haalt Iet Gerritsen een gedeelte van die ontbrekende periode in. “Die inval gebeurde omdat de Duitsers aanwijzingen hadden dat Iet zich bezighield met verzetswerk. Ze hebben haar daarom na de inval meegenomen naar de SD-gevangenis de Kruisberg. Daar belandde ze samen met vier andere vrouwen in een eenpersoons cel onder erbarmelijke omstandigheden. Na haar vrijlating na ruim vijf weken beschrijft ze in een apart schriftje alsnog wat zich daar afspeelde.





Iet Gerritsen is half maart 1945 amper vrij als Doetinchem in een tijdsbestek van vijf dagen drie keer wordt gebombardeerd. “Ze was EHBO-vrijwilligster en was onmiddellijk betrokken bij de opvang en behandeling van gewonden in het Algemeen Ziekenhuis. Ze beschrijft de situatie dusdanig dat de tranen me over de wangen liepen toen ik het las. Zo gruwelijk en onvoorstelbaar hoe dat er toen uitzag. Al die gangen onder het bloed met verminkte en kermende mensen die soms onder haar handen stierven.”
Daarna valt te lezen hoe de geallieerden steeds dichterbij komen. “Ze beschrijft echter ook de geruchten en de onzekerheden over die opmars die tevens de ronde deden. En uiteindelijk de dolle vreugde als ze uit de kelder kunnen komen wanneer de eerste Canadezen zijn te zien. Een kelder waar ze onmiddellijk opnieuw moeten schuilen omdat de omgeving door Duitsers met granaten wordt bestookt. Daarbij vindt een Canadese militair de dood die kort ervoor een kop koffie bij haar in huis had gedronken.”
De dagboeken worden de komende tijd bestudeerd. “De informatie die dat oplevert, zal een waardevolle bijdrage vormen in de geschiedschrijving van de stad”, vindt Berkhuysen. “De familie wil echter niet dat de dagboeken openbaar worden, omdat er ook veel persoonlijke dingen en gevoelige informatie met namen in staan. Vandaar dat de dagboeken straks een veilige plek krijgen in een archief.”
Bij de dagboeken is tevens een collectie foto’s en materialen die eveneens aan de stichting is geschonken. “Historici hebben lang weinig waarde gehecht aan dagboeken. Ze vonden dat vaak onvoldoende wetenschappelijk verantwoord. In die opvatting zie je de laatste jaren een kentering. Immers, dagboeken geven persoonlijke belevingen weer. Dat zijn vaak kleine dagelijkse dingen, maar op die manier krijg je wel een goed beeld wat een oorlog voor iemand op dat moment betekent en wat het met iemand doet. Die verhalen willen we graag in ons bezoekerscentrum in de Loolaan vertellen.”



Elf bijzondere dagboekschriften over

Doetinchem in de oorlog


Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in gevangenis De Kruisberg honderden verzetsmensen en geallieerden door de Duitse Sicherheitsdienst gevangen gehouden. Ze waren als Todeskandidaten bestempeld. De Doetinchemse verzetsvrouw Iet Gerritsen wist te overleven. Anderen brachten er de laatste uren van hun leven door voordat ze werden gefusilleerd.


DOETINCHEM - Elf schriften die vertellen over Doetinchem in de Tweede Wereldoorlog zijn geschonken aan de Stichting Doetinchem Herdenkt. Iet Gerritsen hield ze bij van 1 oktober 1941 tot en met 1 juni 1945. De Doetinchemse werkte voor het verzet en was EHBO-vrijwilligster. Gerritsen en haar groep hielpen onderduikers en verzamelden informatie voor de geallieerden.
De stichting kreeg de dagboeken van de in 2002 overleden Iet Gerritsen uit handen van haar dochter. Stichtingsvoorzitter Karel Berkhuysen is heel blij met de dagboekjes. “Het zijn unieke dagboeken, want ze beschrijft dagelijks nauwgezet wat er gebeurt in de stad. Op die manier krijg je een goed beeld van de situatie en hoe inwoners die beleven. De eerste dag die ze beschrijft is 1 oktober 1941. De laatste 1 juni 1945.”
In die periode van 3,5 jaar ontbreken twee dagboeken. Van 18 juni 1944 tot 13 maart 1945. “Die zijn tijdens een inval in haar ouderlijke woning door de Sicherheitsdienst gevonden en in beslag genomen. De één had ze net vol en in de andere was ze net begonnen met schrijven. De overige dagboeken had ze onder de vloer verborgen en zijn daarom niet gevonden toen tien SD’ers op 31 januari binnenstormden en het hele huis op de kop zetten.”
Later haalt Iet Gerritsen een gedeelte van die ontbrekende periode in. “Die inval gebeurde omdat de Duitsers aanwijzingen hadden dat Iet zich bezighield met verzetswerk. Ze hebben haar daarom na de inval meegenomen naar de SD-gevangenis de Kruisberg. Daar belandde ze samen met vier andere vrouwen in een éénpersoons-cel onder erbarmelijke omstandigheden. Na haar vrijlating na ruim vijf weken beschrijft ze in een apart schriftje alsnog wat zich daar afspeelde.”
Iet Gerritsen is half maart 1945 amper vrij als Doetinchem in een tijdsbestek van vijf dagen drie keer wordt gebombardeerd. “Ze was EHBO-vrijwilligster en was onmiddellijk betrokken bij de opvang en behandeling van gewonden in het Algemeen Ziekenhuis. Ze beschrijft de situatie dusdanig dat de tranen me over de wangen liepen toen ik het las. Zo gruwelijk en onvoorstelbaar hoe dat er toen uitzag. Al die gangen onder het bloed met verminkte en kermende mensen die soms onder haar handen stierven.”
D e elf dagboeken

Daarna valt te lezen hoe de geallieerden steeds dichterbij komen. “Ze beschrijft echter ook de geruchten en de onzekerheden over die opmars die tevens de ronde deden. En uiteindelijk de dolle vreugde als ze uit de kelder kunnen komen wanneer de eerste Canadezen zijn te zien. Een kelder waar ze onmiddellijk opnieuw moeten schuilen omdat de omgeving door Duitsers met granaten wordt bestookt. Daarbij vindt een Canadese militair de dood die kort ervoor een kop koffie bij haar in huis had gedronken.”
De dagboeken worden de komende tijd bestudeerd. “De informatie die dat oplevert, zal een waardevolle bijdrage vormen in de geschiedschrijving van de stad”, vindt Berkhuysen. “De familie wil echter niet dat de dagboeken openbaar worden, omdat er ook veel persoonlijke dingen en gevoelige informatie met namen in staan. Vandaar dat de dagboeken straks een veilige plek krijgen in een archief.”
Bij de dagboeken hoort ook een collectie foto’s en materialen. De informatie die wel openbaar komt zal via het bezoekerscentrum van de stichting aan de Loolaan zijn in te zien.
(artikel Omroep Gelderland)